bijlage nr. 341 -2- vastgestelde maar nog niet goedgekeurde bestemmingsplan IJpelaar 1966. Bij het ontwerpen van laatstbedoelde regeling van ruimtelijke ordening is de gedachte geweest dat ten aanzien van de onderhavige soort bebouwing uit een oogpunt van volkshuisvesting, met name bezonning, een ontheffing van de bouwdiepte tot maximaal 10 m als limiet behoort te gelden. Bij een grotere bouwdiepte dan 10 m wordt de bezonning van de aangrenzen de woningen te veel verminderd. Ook bij het onderhavige bouwplan - hoewel de situering van het aangrenzende pand iets gunstiger is - is de aantasting van de bezonning ons inziens toch nog te groot, Hoewel de bewoner van het naastliggende pand. heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen de ver bouwing menen wij dat dit op zich nog geen reden is het bouwplan toe te staan. Bovendien is het bouwplan in strijd met artikel 29 van d.e bouwverordening, bepalende dat na voltooiing van de bouw geen gedeelte van een gebouw buiten het verticale vlak, gaande door de achtergeveirooilijn, mag vallen.Alhoewel ons college de bevoegdheid heeft van deze bepaling vrijstelling te verlenen, zijn daartoe geen gronden aanwezig. Weigering van deze vrijstelling vindt haar oorzaak in dezelfde omstandigheden waarbij wordt opgemerkt dat - als deze vrijstelling al wel zou kunnen worden verleend - de strijd met het uitbreidingsplan en het bestemmingsplan blijft bestaan. Ten aanzien van de door adressant aangevoerde argumenten merken wij het volgende op: met de opmerking dat de bouwvergunning onder goedkeuring van provinciale staten zou kunnen worden verleend, doelt adressant kennelijk op de mogelijk heid om, onder goedkeuring van gedeputeerde staten, bouwvergunning te verlenen met toepassing van artikel 20 van de wederopbouwwet, Hog afgezien van de vraag of ten behoeve van een bouwplan, hetwelk in strijd is met een op de wet op de ruimtelijke ordening gebaseerd bestemmingsplan, artikel 20 van de weder opbouwwet kan worden gehanteerd, staat de toepassing van deze mogelijkheid geheel ter beoordeling van ons college. Zoals uit het bovenstaande blijkt, achten wij het niet verantwoord dat het bouwplan wordt geëffectueerd.Mitsdien is er voor ons geen aanleiding voormelde of een andere mogelijkheid op grond waarvan tot uitvoering van het bouwplan kan worden gekomen, nader te overwegen. Ingevolge het bepaalde in artikel 48, eerste lid, van de woningwet mag alleen en moet bouwvergunning geweigerd worden onder meer wegens strijd van het bouwplan met het bestemmingsplan en de bouwerordening. De door adressant aangevoerde argumenten vermogen niet aan de strijdigheid van het bouwplan met het uitbreidings-, bestemmingsplan en bouwverordening af te doen, welke strijdigheid, zoals bleek, moet leiden tot weigering van de bouwergunning. Op grond van het vorenstaande stellen wij U voor het onderhavige verzoek om voorziening ongegrond te verklaren, conform het concept-besluit. De ter zake betrekkelijke bescheiden liggen ter visie in de raadzaal. Een eventueel afwijkend advies van de afdeling voor openbare Tjerken zal U nog worden medegedeeld. Burgemeester en wethouders van Breda, Merkx burgemeester, van den Dam secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1967 | | pagina 981