gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr.35
2 februari 1963
F/2030
Voorstel van burgemeester en wethouders
tot wijziging van de begroting van de
algemene dienst voor 1967.
Bij koninklijk besluit van 12 april 1965, staatsblad no. 183, is met
ingang van 1 januari 1965 een wijziging van de gemeentelijke compta-
biliteitsvoorschriften tot stand gekomen, die in hoofdzaal: de invoe
ring beoogt van een nieuw systeem voor de verantwoording van de ach
terstallige inkomsten en uitgaven van de gewone dienst en de bepaling
van het dienstsaldo.
Het belangrijkste voordeel van de nieuwe methode is gelegen in de ver
dwijning van de posten veer de verantwoording van de achterstallig
gebleven inkomsten en uitgaven van de gewone dienst op hoofdstuk I
van die dienst. Die verantwoording zal voortaan op de functionele pos
ten van de gewone dienst moeten plaatsvinden, uiteraard van de rekening-
van het volgend jaar of volgende jaren.
De werking van het nieuwe systeem is dan als volgt:
na de sluiting van een dienst zal een besluit tot wijziging van de be
groting van de daaropvolgende dienst behoren te worden genomen, waarin
het rekeningssaldo van de gewone dienst van het afgelopen dienstjaar
op hoofdstuk I van de kapitaaldienst en de nog te verhalen en nog te
betalen gebleven bedragen op de functionele pesten van de gewone dienst
worden geraamd. On de nieuwe dienst te vrijwaren voor de gevolgen van
laatstbedoelde ramingen zullen bijdragen van/aan hoofdstuk XI par. 2
van de gewone dienst aan/van hoofdstuk I van de kapitaaldienst dienen
te worden geraamd.
Op hoofdstuk I van de kapitaaldienst komt dus per saldo het aan de hand
van de te verhalen en te betalen gebleven bedragen gecorrigeerde resul
taat van de vorige dienst (het zogenaamd.e diens tsaldo) tot uitdrukking.
Inmiddels is de rekening van de dienst 1966 gesloten. Het nadelig reke
ningssaldo (verschil tussen de werkelijke inkomsten en uitgaven) van
de gewone dienst dezer rekening bedraagt 436.761,30.
Het totaal van de op deze dienst te betalen gebleven posten bedraagt
naar raming 4-189.576,86 en de raming van de achterstallige ontvangsten
beloopt 5.526.903,24. Be gewone dienst van 1966 heeft derhalve een ba
tig dienstsaldo van 900.570,03.