gemeente Breda aan de raad der gemeente Breda. Bijlage nr» 130 10 april 1968 IZ/396O Antwoorden op door raadsleden gestelde vragen. VRAAG De heer Woestenberg vraagt of hij - een onervaren raadslid zijnde - iets uit mag leggen om een vraag te expliqueren. Persoonlijk is hij van mening dat hij deze vraag mocht stellen of nader toelichten, opdat ze niet verkeerd verstaan wordt. De vraag is, zo een gebouw of gebouwen buiten de wet geplaatst zijn, of ze dan ook volgens de wet worden afgebroken. Daaraan vastkoppelend vraagt hij hoe het dan mogelijk is, dat de voorschriften in het geval van het ben zinestation en garagegebouwen van het complex van Riel - of zo men wil - het Esso-centre-bedrijf aan de Generaal Maczekstraat nrs. 10-12-14, waar over op 16 november 1967 een vraag gesteld is en waarop het antwoord van burgemeester en wethouders luidt dat de voorschriften van paragraaf 7 door de gemeenteraad niet zijn toegepast. Dat de gronden met 2 woningen aan de Generaal Maczekstraat - vroeger Poolseweg - midden in de bebouwde kom ge legen - kadastraal bekend zoals door hem is aangegeven niet bij de gemeen te Breda bekend zijn. In het antwoord van burgemeester en wethouders staat immers letterlijk: a. de gronden zijn niet gelegen in een uitbreidingsplan, waarbij de bestem ming van de grond geregeld wordt. Dit is dus artikel 36, 37 en 39 van de woningwet 19015 b. de gronden zijn niet gelegen in de zogenaamde komregeling. Derhalve helemaal niet in de bebouwde kom, xfaarbij het gebruik van de grond voorgeschreven wordt in artikel 42 van de woningwet 1901De woning wet van 1965 mag niet aangehaald worden, want de onderhavige woningen zijn verbouwd in 1963- Br is wel een vergunning voor het verbouwen van een woning afgegeven. Maar spreker vraagt burgemeester en wethouders of dit een woning of een bedrijf is. De woningwet maakt namelijk onderscheid tussen een woning, een bedrijf, een zaak of een fabriek met woonruimte. Echter niet van woonruimte met een f abriek. Dit was de kern van de vraag en spreker wenst deze beter beantwoord te krijgen dan het antwoord van burgemeester en wethouders, dat aan hem ge richt is en eigenlijk alleen maar een herhaling is van vroegere niet juiste gegevens De vraag is derhalve, is dit een bedrijfsgebouw met woning? Indien dit be vestigend beantwoord moet worden dan verzoekt hij mededeling van burgemeester en wethouders of er een vergunning voor verleend is of zijn het 2 woningen, die inderdaad tot één woning zijn verbouwd. Hij vraagt zich af waar het bedrijf dan is. Er bestaat dus geen bedrijf en geen garage. Dit zou men kunnen stellen, ofschoon het er toch staat.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 193