gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 176
Voorstel van burgemeester en wethouders tot
het voeren van verweer tegen een aan de ge
meente uitgebrachte dagvaarding, houdende
verzet tegen een aan de heer P.S.J. Stienen
betekend dwangbevel inzake de invordering van
de kosten woningverbetering Balfortstraat
32-32a, alhier.
april 1965, nr. V/6191 heeft ons college
de heer P.S.J. Stienen, St. Jorislaan 12, Eindhoven, aangeschreven om aan
het hem in eigendom toebehorend pand Balfortstraat 32-32a, alhier, onder
houdswerken te verrichten ter opheffing van de in de aanschrijving genoemde
gebrc-ken, namelijk het lek zijn van het dak, de goten en de riolering, het
bouwvallig zijn van de privaten en het niet behoorlijk sluiten van de ramen
en deuren, zulks binnen een maand na de dagtekening van die aanschrijving
met de waarschuwing dat, indien de vereiste voorzieningen binnen de gestelde
termijn niet of niet naar behoren zouden zijn getroffen, de werkzaamheden van
gemeentewege, doch voor zijn rekening zouden worden uitgevoerd.
Bedoelde aanschrijving was gebaseerd op artikel 70 der woningwet 1901 en
artikel 23 van de wederopbouwwet juncto artikel 21 van de woningwet 1901.
De hear Stienen is in gebreke gebleven binnen de gestelde termijn de ver
eiste voorzieningen te treffen. Alhoewel wettelijk niet vereist, is na het
verstrijken van de gestelde termijn bij herhaling nog overleg gepleegd met
de eigenaar, die daarbij wel toezeggingen deed alsnog tot uitvoering over
te gaan, doch deze niet nakwam. Hierna is van gemeentewege opdracht ver
strekt de nodige voorzieningen te treffen.
Bij brief van 5 augustus 1966, is aan de heer Stienen kennis gegeven van
het door hem verschuldigde ten bedrage van 7.741,89, met het verzoek dit
bedrag aan de gemeente te voldoen. Aangezien de heer Stienen weigerachtig
bleef het door hem verschuldigde vrijwillig te voldoen, is tegen hem op 7
november 1967 een dwangbevel uitgevaardigd, door de deurwaarder op 11 de
cember 1967 betekend, ten einde tot invordering over te kunnen gaan.
De late uitvaardiging van het dwangbevel vindt zijn oorzaak in de omstandig
heid, dat sedert de aanbieding van de rekening een raadsman van de heer'
Stienen, met ons college omtrent de uitgevoerde werkzaamheden heeft geco:f-
respondeert. Toen, na herhaalde rappels deze raadsman noch de heer Stienen
meer van zich deden horen, hebben wij besloten to.t uitvaardiging van het
dwangbevel over te gaan.
Tegen dit dwangbevel heeft de heer Stienen thans ten deze vertegenwoordigd
door Mr. P.J.A. Heemskerk, verzet aangetekend en in verband daarmede de ge
meente gedagvaard ter terechtzitting van de arrondissementsrechtbank op 30
april 1968. (Koninginnedag)
10 april 1968
V/5295
Bij aangetekende brief van 7