gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 20
4 januari 1968
7/ 22310
Voorstel van burgemeester en wethouders tot
het nemen van een voorbereidingsbesluit voor
Princenhage-West
Het dreigend tekort aan bouwterrein op Breda's grondgebied en de onzeker
heid of de woningbouw tijdig in de Haagse Beemden kan worden gecontinueerd,
zijn voor ons aanleiding geweest nogmaals te bezien of op eigen territoir
nog ruimte kan worden gevonden waar stedebouwkundig en economisch verant
woord complexen xroningen, vooral in laagbouw, kunnen worden gesticht ten
einde de woningproductie zo lang mogelijk op peil te houden.
Ons inziens zou daarvoor in aanmerking kunnen komen het agrarisch gebied
tussen rijksweg 16 en Princenhage en het Heuvelkwartier, waardoor deze
wijken worden afgerond en de kern Princenhage tevens impulsen kan krijgen
voor verdere ontplooiing.
Echter dient te worden voorkomen dat in het onderhavige gebied, dat voor
het grootste deel thans de bestemming van agrarische doeleinden heeft, be
bouwing wordt gesticht en werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
worden uitgevoerd, die mogelijk niet zullen passen in het toekomstige be
stemmingsplan. Dit kan worden bereikt door het nemen van een besluit als
bedoeld in artikel 21 juncto artikel 14 van de wet op de ruimtelijke ordening,
bepalend„e dat de gemeenteraad kan verklaren, dat een bestemmingsplan wordt
voorbereid voor het onderhavige gebied.
Een dergelijk besluit heeft tot gevolg dat de beslissing op aanvragen om
bouwvergunningen en om vergunningen voor het uitvoeren van werken, geen
bouwwerken zijnd.e, of werkzaamheden ingediend na de bekendmaking van het
besluit, indien er overigens geen grond is om de vergunning te weigeren,
wordt aangehouden totdat het zogenaamd voorbereidingsbesluit is ver
vallen, dan wel omtrent de goedkeuring van het tijdens de duur van het
voorbereidingsbesluit ter visie gelegde bestemmingsplan onherroepelijk
is beslist.
Wij zijn van mening dat het verbieden van werken, geen bouwwerken zijnde,
of werkzaamheden dient te worden beperkt tot het afgraven en ophogen van
gronden met meer dan 0,5 m, het aanleggen van wegen of paden, het uit-r
voeren van andersoortige terreinverhardingen, het aanleggen van water
lopen en dergelijke, onder- en bovengrondse hoofdleidingen alsmede het ge
bruiken van gronden voor het opslaan of storten van vuilnis, afvalstoffen,
afbraak, oude materialen, onbruikbare of aan hun normale bestemming ont
trokken rij- en voertuigen.