gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 229
V/6626
S mei 1963
Vooi-stel van burgemeester en wethouders in
zake het verzoek van de heer H.G.J. Beurs,
Generaal ï'Iaczekstraat 16 alhier, om toepas
sing van de schadevergoedingsverordening.
Ingevolge de schadevergoedingsverordening gemeente Breda (vastgesteld 17
augustus 1960) kan een belanghebbende, indien hij van oordeel is en kan
aantonen, dat hij als rechtstreeks gevolg van het bestaan, dan wel van de
toepassing of de feitelijke uitvoering van een stedebcuwkundige maatregel
onevenredig zware, daadwerkelijk voelbare schade lijdt of heeft geleden,
zich tot de gemeenteraad wenden met een schriftelijk en gemotiveerd ver
zoek om schade en een daarvoor toe te kennen billijke tegemoetkoming vast
te stellen,
Artikel 2 bepaalt, dat deze verordening slechts geldt met betrekking tot
die stedebouwkundige maatregelen, waarop de gemeenteraad haar van toepas
sing heeft verklaard.
Voor IJ is in de raadzaal tor visie gelegd een verzoekschrift met 2 bij
lagen van Je heer II.G.J. Beurs, Generaal liaczekstraat 16 Breda, d.d. C
april 1963, waarin gevraagd wordt op grond van de schadevergoedingsveror
dening de door hem geleden en nog te lijden schade en de daarvoor toe te
kennen billijke tegemoetkoming vast te stellen, als gevolg van de reali
satie van een garagebedrijf langs de Generaal liaczekstraat door de heer
van Biel.
Gp de - voor de zoveelste keer - door de heer Beurs gebruikte terminologie
en geuite beschuldigingen gaan wij niet meer in. In dit kader is dit -
zoals zal blijken - ook niet relevant. Nog onlangs, in Uw vergaderingen
van 15 februari en 13 april 1968, zijn twee op de kwestie "garagebedrijf
van Biel" betrekking hebbende brieven van de heer Beurs (en anderen) door
Uw raad voor kennisgeving aangenomen. In dezelfde vergaderingen hebt U
voorts kennis genomen van onze antwoorden op door een lid van Uw college
over dit bedrijf gestelde vragen,
Be heer Beurs baseert zijn versoek on schadevergoeding op een uitbreidings
plan door de raad van Breda "omstreeks de jaren 1920/1325" vastgesteld, als
mede op het uitbreidingsplan "Poolseweg 1963" en op het bcuwverbod "Pool-
seweg", respectievelijk op 17 juli 1963 en 17 juni 1964 door Uw raad vast
gesteld.
ÏÏij tekenen hierbij het volgende aan. In de jaren 1920/1925 is door de raad
van Breda voor het onderhavige gebied geen uitbreidingsplan vastgesteld,
^owel de percelen van de heer van Biel als liet perceel van de heer Beurs
zijn gelegen buiten het uitbreidingsplan "Poolseweg 1963", zodat dit plan