Bijlage nr. 270
-2-
drijven. Daarbij wordt er nog op gewezen dat het Deltagebied van nature
bij uitstek geschikt is om een vooraanstaande plaats in te nemen in de
voor West-Europa te verwachten zeehavenontwikkeling. Het gebied kan be
stuurlijk als een eenheid worden beschouwd, waarbinnen verschillende
elkaar aanvullende zeehavenfuncties tot ontplooiing kunnen komen. Om
dat de zeehavens, vooral die in het Deltagebied, ook een internationale
functie vervullen - ruimtelijk gezien moeten ook de Belgische zeehavens
tot de eenheid van het Deltagebied worden gerekend - wordt erop aange
drongen het havengebied in internationale samenwerking te integreren.
Eén van de kernpunten memoreert het rapport in hoofdstuk III waar een
nieuwe raming is opgenomen van de behoefte aan zeehavenareaal voor ge
heel Nederland en voor het Deltagebied in het bijzonder. Hierbij zijn
als uitgangspunten genomen de jaren 1980 en 2000. Omdat ramingen tot
het jaar 2000 zijn behept met een grote onzekerheidsmarge is de aan
dacht geconcentreerd op 1980 met een indicatie voor de terreinbehoefte
in het jaar 2000. Gegeven de onzekerheden verbonden aan projecties op
zo lange termijn moet de projectie tot 2000 als een perspectief worden
beschouwd waarop verdere bezinning noodzakelijk is. De taakstellingen
en daarmede verband houdende programma's moeten dan ook regelmatig wor
den herzien.
De ramingen zijn gebaseerd op in het rapport aangegeven veron
derstellingen, uitgangspunten en onzekerheden. Het inachtneming van
overwegingen dienaangaande wordt de behoefte aan netto-zeehavenareaal
in 1980 berekend op 11.500 ha, dat is 2.600 ha méér dan in de Zeehaven
nota 1966 is becijferd. Om hierin te kunnen voorzien zal het havenareaal
in het Deltagebied tot 1980 met 6.800 ha moeten worden uitgebreid. De
indicatie voor het jaar 2000 geeft aan, dat de behoefte aan zeehaven
en industrieterreinen in hetzelfde gebied tussen 1980 en 2000 met
25.000 ha zal toenemen.
Dit hoofdstuk sluit met een inventarisatie van de plannen en mogelijk
heden voor de haven- en industrie-aanleg en met een taakstelling voor
1980. Deze inventarisatie is weergegeven op een bij het rapport gevoeg
de kaart van het Deltagebied. Op deze kaart zijn als "kleinere terrei
nen" onder andere aangegeven het noordelijk oevergebied van Noord-Bra
bant met Moerdijk (Roode Vaart), Dongemond en Dintelmond, alsmede de
Theodorushaven bij Bergen op Zoom, projecten die nog vóór 1980 zouden
kunnen x-rorden uitgevoerd.
In hoofdstuk IV worden de voorwaarden en voorzieningen besproken, welke
getroffen dienen te worden alvorens beslissingen over het gebruik van
de grond kunnen worden genomen. In dit hoofdstuk wordt aandacht geschon
ken aan de recreatie, het milieu, de werkgelegenheid en de woongebieden
terwijl het eindigt met een paragraaf gewijd aan de financiering.
Hoofdstuk V ten slotte bevat de conclusies en studie-opdrachten.
Het hierboven beschreven rapport werd ons toegezonden door het college
van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Wij hebben tegenover dit
college onze waardering uitgesproken over dit uitstekend gedocumenteer
de rapport en medegedeeld dat wij er onze instemming mee betuigen. Bij
deze mededeling hebben wij aangetekend dat nu en in de toekomst
gewaakt moet worden tegen een al te dogmatische hantering van het rap
port. Indien zich, ook tegen de achtergrond van het nationale belang,
mogelijkheden voordoen de sociaal-economische ontwikkeling van een
deel van het Deltagebied te versnellen dan wel tot stand te brengen