gemeente Breda aan de raad der gemeente Breda. Bijlage nr. 279 4 juli 1968 OS/11711 Voorstel van burgemeester en wethouders tot voorlopige vaststelling van de werkelijke uit gaven van het openbaar gewoon lager onderwijs over het jaar 1967 (besluit artikel 55ter, lid 1), alsmede tevens voorlopige vaststelling van de totale kosten van het openbaar gewoon lager onderwijs over het vijfjaarlijks tijd vak 1963 tot en met 1967 (besluit artikel 55tor, lid 2 der lager-onderwijswet 1920). 9 Ingevolge het bepaalde in artikel 55ter, lid 1van de lager-onderwijswet 1920, dient Uw college voor de openbare scholen voor het gewoon lager onder wijs (Molstraat 46, Beverweg 1Middellaan 62a en Vlimmerenstraat 35) over het jaar 1967 voorlopig vast te stellen: a. het bedrag, dat de gemeente in genoemd jaar ter zake van de in artikel 55bis der lager-onderwijs 1920 bedoelde kosten werkelijk heeft uitgegeven; b. het bedrag, dat overeenkomstig het krachtens artikel 55bis per leerling bepaalde bedrag in verband met het aantal leerlingen van die scholen voor dat kalenderjaar beschikbaar was gesteld; c. het verschil tussen de onder a en b bedoelde bedragen. Tevens dient thans ingevolge het bepaalde in artikel 55ter, lid 2, der wet over de jaren 1963 tot en met 1967 voorlopig te worden vastgesteld: d. het totaal van de uitgaven als bedoeld onder a; e. het totaal van de bedragen als bedoeld onder b; f. indien het onder 1 genoemde bedrag dat onder 2 overschrijdt, het bedrag per leerling der overschrijding. De in het bijgaand concept-besluit opgenomen cijfers ten aanzien van de werkelijke kosten over 1967 zijn ontleend aan de daarvoor in aanmerking komende posten, zoals die in de gemeenterekening worden opgenomen. Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer hierbij een ontwerpbe sluit ter vaststelling aan te bieden. Uit de in het conceptbesluit opgenomen becijferingen zal Uw raad kunnen vaststellen, dat er over het vijfjaarlijks tijdvak 1963 tot en met 1967 ten behoeve van het openbaar gewoon lager onderwijs meer werd uitgegeven, dan werd geraamd. Het bedrag der overschrijding per leerling bedraagt 8,40 en 11,17 (zonder kosten van instandhouding). Ingevolge de in de lager-onderwijswet 1920 verankerde financiële gelijk stelling heeft het bijzonder gewoon lager onderwijs recht op bijbetaling van het bedrag der overschrijding per leerling.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 418