gemeente Breda
asn de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr.342
m
7 augustus 1968
V/13981
Voorstel van "burgemeester en wethouders tot
vaststelling van een verordening regelende de
taak, de samenstelling en de werkwijze van de
welstandscommissie.
Bij de uitvoering van de zogenaamde welstandsbepaling van de huidige bouw
verordening (artikel 105wordt ons college reeds sedert jaren geadviseerd
door één deskundige.
Deze werkwijze voldoet ons goed, doch de nieuwe woningwet eist te dezer
zake een college van advies.
In verband hiermede bieden wij U hierbij ter vaststelling aan een ontwerp
verordening' regelende de taak, de samenstelling en de werkwijze van de
commissie, die ons inzake welstand moet adviseren.
Gekozen is voor een door rouleersysteem te vormen commissie boven het in
stituut van leden en plaatsvervangende leden, ten einde bij de benoemden
het zich betrokken voelen bij de welstandsbeoordeling te versterken en
een gecontinueerde eenheid in beoordeling te verkrijgen.
Voorts achten wij het gewenst dat bij de beoordeling van de architectoni
sche en esthetische facetten ook de stedebouwkundige en technische aspecten
waar nodig tot gelding kunnen komen, uit welke hoofde de directeur van de
dienst van openbare werken - met het recht om zich te laten vertegenwoor
digen - als adviserend lid aan de commissie is toegevoegd.
Voor minder belangrijke objecten - ter beoordeling van de commissie -
menen wij dat de mogelijkheid moet worden geschapen dat één lid van de
commissie kan adviseren. Voor diens werk blijft uiteraard de gehele commissie
verantwoordelijk.
Het ontwerp regelt tevens de verhouding tussen een supervisor, indien deze
zou worden aangesteld en de welstandscommissie. Het doel van de supervisie
is,menen wij, een zodanige realisering van (een afgerond deel van) een
stedebouwkundig plan door leiding bij de totstandkoming van de ten aanzien
van de architectuur verschillende bouwwerken, dat een architectonisch en
esthetisch verantwoord geheel ontstaat. De coördinerende en stimulerende
taaie van de supervisor vindt dus een begrenzing enerzijds in de functie
van de stedebouwkundige, die het ruimtelijk plan verzorgt, anderzijds in
de taak van de architect aan wie het bouwplan is opgedragen. Uit zijn taak
vloeit dan ook voort dat hij lid is van de welstandscommissie voor zover
betreft zijn werkgebied en hij hiervoor onder verantwoordelijkheid van de
welstandscommissie belast is met het welstandstoezicht.