gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
ft
BEHOORT 31J BEGROTINGSBBHAEDELING 1968
Bijlage nummer 39
26 januari 1968
F/1706
Voorstel van burgemeester en wethouders tot
vaststelling van een verordening op de hef
fing en invordering van een afvoer/zuiverings-
recht rioolwater.
Door de verwerping in Uw vergadering van 18 januari 1968 van ons voorstel
d.d. 10 januari 1968 (P 601, bijlage 23) inzake invoering van een afvoer/
zuiveringsrecht rioolwater - waarvan in de nota van aanbieding (pagina 20
der gemeentebegroting 1968 reeds gewag werd gemaakt - is de navolgende si
tuatie ontstaan:
1. een ongedekte uitgavenpost op de begroting 1968 hoofdstuk VI volgnr.
012) van 188.700,wegens stroom-, onderhouds- en bedieningskosten van
de rioolwaterafvoerleiding;
2. de begroting 1968 bevat thans generlei lasten ter zake van rente en af
schrijving van deze rioolwaterafvoerleiding.
Hu de raad een beslissing heeft genomen komen wij op punt 2 niet terug.
Wel zijn wij van mening dat het op onze weg ligt betreffende het onder 1
genoemde een voorstel aan Uw raad te doen ter voorziening in dekkings
middelen voor deze noodzakelijke uitgavenpost omdat anders de begroting
1968 niet meer sluit.
Tot dekking van deze exploitatiekosten zullen maatregelen moeten worden
genomen.
Wij hebben ons beraden over de mogelijkheden waarbij tevens de suggesties
uit Uw raad in overweging zijn genomen.
Deze mogelijkheden zijn:
a. heffing van de eigenaren:
2^> van de kadastrale huurwaarde gebouwde eigendommen;
opbrengst 182,500,6.200,dekken uit onvoorziene uitgaven).
Perceptiekosten zeer gering.
b. heffing van de gebruikers:
16,per op het riool aangesloten gebouwd perceel;
31 .000 percelen) opbrengst 186.000,2.700,dekken
uit onvoorziene uitgaven)
De perceptiekosten bij een belastingheffing van gebruikers zullen
vermoedelijk hoger zijn dan in het geval sub a.
2. verhoging van de waterprijs:
Deze in Uw vergadering van 18 januari 1968 naar voren gebrachte
suggestie stuit op moeilijkheden en zal niet hanteerbaar zijn, onder
meer om de navolgende reden.
Het ministerie van economische zaken zal slechts verhoging toestaan
op zuiver economische gronden; op dezerzijds hiervoor aan te voeren
motieven zijn bezwaren niet te voorkomen.