Bij bijlage nr. 424 -2- desgevraagd aan de directeur van de Gemeentelijke Sociale Dienst te Roosendaal mede, dat de gezinsverzorging van overheidswege gesubsidieerd wordt met het oogmerk het de instelling mogelijk te maken voor iedereen betaalbare hulp te leveren. Het gebruik van twee financiële bronnen van overheidswege naast elkaar, namelijk subsidie en algemene bijstandswet, achtte de minister onjuist. De minister koos voor het systeem der subsidiëring om beleidsmatige redenen. De minister deelde voorts mede dat deze zienswijze zowel door de Centrale Raad voor de Gezinsverzorging alsook' in de vergadering van de landelijke gezinsverzorgingsorganisaties werd aanvaard. Haar enerzijds de minister derhalve kiest voor het systeem der subsi diëring zonder beroep op de algemene bijstandswet en anderzijds de hulp verlening betaalbaar moet blijven voor de cliënt lijkt de enige mogelijk heid een aanvullend subsidie aan de instelling te verlenen. Voor de gemeenten bleef echter de vraag of dit aanvullend subsidie als kosten van sociale zorg in de zin van de financiële verhoudingswet 1960 kon worden, aangemerkt. Deze wet regelt de uitkeringen aan de gemeenten uit het gemeentefonds. In het schrijven van de staatssecretaris van het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk de dato 10 augustus 1966, gericht aan de commissie van wethouders van sociale zaken in de provincie lïoord-Bra- bant, werd een duidelijk antwoord op bovenvermelde vraag geformuleerd. De bewindsman schreef, dat de overheid in haar subsidieverlenende taak te kort schiet indien op grote schaal een beroep op de algemene bijstandswet moet worden gedaan door de gezinnen die hulp van de gezinszorg ontvangen. Het is evenmin juist als een instelling - zij het ook uit financiële nood zaak - er een systeem van maakt om haar financiering rond te krijgen door de hulpvragenden een beroep te laten doen op de algemene bijstandswet. Ten slotte stelt de staatssecretaris duidelijk, dat het totale gemeente subsidie in aanmerking komt voor verrekening via de financiële verhoudings wet, ook al gaat het gemeentesubsidie uit boven het rijkssubsidie. In financieel opzicht maakt het voor de gemeente derhalve geen verschil of do financiering van de tekorten van de instellingen plaatsvindt door middel van een extra subsidie dan wel door middel van de algemene bij standswet Huidige financiering Bij raadsbesluit van 16 december 1953, bijlage 5b0 (OSS-19596) heeft de raad van de gemeente Breda besloten om over 1958 en volgende jaren aan de plaatselijke instellingen voor gezinsverzorging een jaarlijks subsidie te verlenen tot een gelijk bedrag als het rijk op grond van de "subsidierege ling gezinsverzorging en gezinshulp 1958". Deze rijkssubsidieregeling houdt in het kort het volgende in: a35/J subsidie in de brutosalarissen en brutovergoedingen van verzorgsters en bejaardenhelpsters en 25,J in dezelfde kosten van de gezinshelpsters. Deze salarissen en vergoedingen worden verhoogd met een vast percentage voor het werkgeversaandeel sociale lasten en pensioenpremie. Dit opslag percentage voor sociale lasten bedraagt thans 12^; wordt ook pensioen premie door de werkgever betaald (minimaal 8-2,-0 dan bedraagt het totale opslagpercentage voor sociale lasten én pensioenpremie 21,g

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 706