-10-
b. ten aanzien van het woningbedrijf B:
1handhaven van het niet afschrijven op ondergrond van eigen
dommen gelegen in saneringscomplexen;
2. uniformeren van de afschrijvingstermijn op de ondergrond van
alle andere gebouwen op 75 jaar annuïtair
Het motief voor de afwijkende regeling genoemd onder punt b.2. is
gelegen in de relatie met de activa welke beheerd worden in het
woningbedrijf A (eenheid van systeem in de administratie van deze
alleen in naam onderscheiden bedrijven)
Deze uitzonderingen zijn voor uitbreiding vatbaar, doch alleen na
afzonderlijke beoordeling van de daarvoor aan te geven motieven.
Hij menen overigens te moeten streven naar een zoveel mogelijk
uniforme gedragslijn als middel tot vereenvoudiging van de adminis
tratie
Dezo vereenvoudiging zal eveneens doorwerken in de financiële stuk
ken van de gemeente (begroting en rekening) welke het inzicht in de
beoordeling van deze stukken zal bevorderen.
4.4. Afschrijving on gebouwen.
Op dit onderdeel kan ons college zich volledig conformeren aan het
"rapport Rotterdam". In het algemeen betekent dit afschrijven van
gebouwen in 50 jaar lineair met uitzondering van specifieke bedrijfs
gebouwen en schoolgebouwen, waarvoor een afschrijvingstermijn van
40 jaar wordt voorgesteld.
De afschrijvingstermijnen zijn te rekenen vanaf het moment van
stichting van het gebouw.
Als uitzondering is het vanwege de bindende voorschriften door het
rijk noodzakelijk de woningen ingebracht in woningbedrijf A in 50
jaar annuïtair af te schrijven.
4.5* Voorberoidingskredieten.
De omvang van verschillende projecten brengt met zich dat méér dan
voorheen gewerkt wordt met voorbereidingskredieten. De ontwikkeling
op het gebied van de planning in de vorm van interdisciplinair
I overleg over en voorbereiding van projecten (netwerkplanning en
programmering van activiteiten) zal het werken met voorbereidings
kredieten eveneens stimuleren.
Ten aanzien van deze voorbereidingskredieten menen wij te moeten
stellen, dat in het vervolg afschrijving daarop niet meer behoeft
te worden toegepast. De kosten van voorbereiding moeten naar onze
mening gerekend worden te behoren tot de stichtingskosten van enig-
project, waarbij de afschrijvingsregels zullen moeten gelden, welke
voor het project op zich in de algemene afschrijvingstabel zijn op
genomen. Dit leidt tot een beter inzicht in de totale kosten van
het project en geeft eveneens een vereenvoudiging voor de adminis
tratie.
De consequentie van dit voorstel moet zijn, dat, indien in de vorm
van een voorbereidingskrediet kosten worden gemaakt voor een pro
ject dat niet wordt gerealiseerd, de voorbereidingskosten ineens
moeten worden afgeschreven.
Een extra afschrijving dus op basis van een bewust genomen besluit
met betrekking tot het niet doorgaan van een bepaald project.