Bij bijlage nr. 437 -3- In plaats van de technische gebruiksduur moet dan worden gerekend met de kortere economische gebruiksduur. In de praktijk zal dit veelal geëffectueerd worden door bij de raming van de gebruiksduur een veilig heidsmarge in acht te nemen. De verkorting van de gebruiksduur kan echter ook het gevolg zijn van een onvoorziene ontwikkeling. Als recent voorbeeld kan b.v. worden ge wezen op de aardgasvondsten met de hieruit voortvloeiende gevolgen voor de bestaande gasproduktiemiddelen. Uiteraard was deze ontwikke ling bij de aanschaffing destijds van de momenteel nog in gebruik zijnde" gas-produktiemiddelen niet te voorzien. Het is zonder meer duidelijk, dat bij de bepaling vóóraf van de te verwachten gebruiks duur van een duurzaam activum met deze vorm van economische slijtage geen rekening kan worden gehouden. Haar de mening van de commissie zal een onvoorziene waardevermindering als een incidenteel verlies moeten worden geaccepteerd en als zodanig moeten worden afgeboekt. Met betrekking tot de verkorting van de gebruiksduur van een duurzaam activum als gevolg van het afnemen van de vraag naar het "produkt", wordt wel gesteld, dat de gevaren hiervoor dooreengenomen voor een ge meentelijk bedrijf, dank zij zijn krachtige marktpositie, niet groot zijn. Hiertegenover wil de commissie er echter op wijzen, dat in ver schillende gevallen ook voor de "produkten" van een gemeentelijk be drijf substituten bestaan. Genoemd kunnen worden b.v. eigen opwekking van elektriciteit door do industrie in plaats van levering door het G.E.B. - het aanwenden van olie in plaats van gas - eigen vervoer in plaats van openbaar vervoer enz. Bovendien moet in dit verband gewezen worden op conjunctuurinvloeden. Als een afzonderlijk vraagstuk heeft d_e commissie gemeend bij dit onder deel te moeten bezien hoe gehandeld dient te worden indien blijkt, dat de werkelijke gebruiksduur gunstig afwijkt van de geraamde gebruiks duur. Zij wil voor deze gevallen als algemene gedragslijn aanbevelen de des betreffende activa te herwaarderen en de afschrijvingen voort te zetten, rekening houdend bij de bepaling van de grootte ervan met de gebleken 0 langere gebruiksduur. De overwegingen, die aan deze aanbeveling ten grondslag liggen, kunnen aan de hand van het volgende praktijkvoorbeeld worden aangegeven: bij de R.E.T. was in het laatste decennium een belangrijk deel van het trammaterieel volledig afgeschreven, terwijl dit materieel nog normaal in exploitatie was. Doordat voor dit deel van het tramwegenpark geen af schrijvingen (en rentelasten) meer werden geboekt waren de in de reke ning opgenomen kapitaallasten belangrijk lager dan bedrijfseconomisch reëel was te achten. Indien echter tot herwaardering van dit materieel was besloten en vervolgens de afschrijvingen waren voortgezet tot het moment van vervanging, dan zou dit: a. bedrijfseconomisch bezien een juister inzicht in de lasten van het bedrijf en dientengevolge in de ontoereikendheid van de vervoerta- rieven in het verleden hebben gegeven; b. een minder onregelmatig verloop van de kapitaallasten ten gevolge hebben gehad. Zoals uit bovenstaand willekeurig praktijkvoorbeeld blijkt, zijn het overwegingen van bedrijfseconomische aard, die aan de aanbevolen gedrags lijn ten grondslag liggen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 772