Bij bijlage nr. 437 -7- treedt de nieuwe rechtspersoon in de plaats van de vorige. Het streven naar winst een der kenmerken van de onderneming is bij de gemeente - als geheel genomen -- niet aanwezig. De gemeente is in al haar geledingen verweven met het rijk. De wet gever beheerst en reglementeert de taken en functies, maar beheerst en reglementeert ock d 3 inkomsten welke moeten strekken om die taken en functies uit te oefenen. Deze speciale aspecten van de gemeente zal men nil uit het oog mogen verliezen bij hst onderhavige probleem- Over het algemeen pleegt de gemeen be haar investeringen te financieren met lang lopende leningen, waarbij - in totaliteit - gestreefd wordt naar een zo groot mogelijke overeenkomst tussen de afschrijvingen en de aflossingsverplichtingen. Door de grote mate van kredietwaardig heid van de gemeenten (blanco krediet) doet zich hier dus de omstandig heid voor, dat zonder eigen vermogen te bezitten de gemeente grote in vesteringen kan verrichten. In de aanvang, 11a de aanschaffing van een duurzaam activum, is derhalve actief gelijk aan leningsschuldaan het einde van de gebruiksduur zijn beide tot nihil gedaald. Er heeft dus geen vermogensintering plaatsgevonden, ook al zou de vervanging van het actief aanmerkelijk duurder zijn. I11 vele geval3.en zal de residuwaarde worden overgehouden, omdat de afschrijving tot nihil wordt voortgezet. De gemeente doet geen uitkeringen aan haar deelgenoten (inwoners) en mist de mogelijkheden om de inkomsten aan to passen, afgezien van een deel van haar bedrijven. llanneer men er al van overtuigd zou zijn, dat de vervangingswaardetheorie de enige juiste is - ook voor de gemeen te - dan mist deze hierdoor in veel gevallen elk effect, althans zolang het rijk bij de gelimiteerde inkomstenbronnen de vervangingswaarde niet in de uitkeringen aan de gemeente calculeeru. Om een willekeurig voor beeld te noemen; de normuitkeringen voor scholenbouw, voor politie, voor sociale zaken zijn alle gebaseerd op de i ijche uitgaven. De gemeente Rotterdam komt op de normuitkeringen thans reeds te kort. Zou de gemeen te de vervangingswaardetheorie over de gehele linie aanvaarden dan zou, waar geen beperking op andere uitgaven mogelijk is, daartegenover slechts een grote actiefpost "ongedekte tekorten" paraisseren. Bij deze actief- post zou men bovendien nog de aante1 oning moeten plaatsen, dat hij in het kader van een financiële reorganisatie door de bevoegde instanties niet als volkomen reëel zal worden aanvaard. Als een tegenhanger tot de bewering, cat afschrijving op basis van de historische uitgaven tot een te lage belasting van de jaarrekeningen zou kunnen leiden kan bovendien worden aangevoerd, dat de gemeente - meer dan een particuliere onderneming - vele objecten heeft met zeer lange of onbegrensde levensduur, zoals straten, parken, gronden, havens enz., welke alle worden afgeschreven, terwijl hot nut voor de overheid als dienaresse van het algemeen belang min of meer blijvend is. I-Iet betrekking tot haar bedrijven kan worden gesteld, dat de gemeente veelal in een positie verkeert, die in verschillende opzichten afwijkt van het merendeel van de particuliere bedrijven. Ook in de bedrijfsuitoefening toch heeft de gemeente veelal als primaire taak het behartigen van het algemeen belang. Getrezen kan b.v. worden op de vervoersplicht van de R.E.T. die de gemeente noodzaakt de exploita tie te continueren, ook al is zij sterk verliesgevend.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 776