Bij Bijlage nr. 437 -8- Bij de tariefstelling voor de bedrijven zal het gemeentebestuur voorts veelal ook het belang van haar afnemers scherp in het oog houden.In principe hebben de gemeentenaren via de raad invloed op de aan hen in rekening te brengen tarieven). In het algemeen kan, in tijden van prijs stijgingen, gesproken worden van een aversie van afnemers tegen prijzen op basis van vervangingswaarde. Denkbaar is, dat deze in wezen oppor tunistische zienswijze in bepaalde gevallen kan leiden tot een afwijzen van tarieven op basis van vervangingswaarde mede als gevolg van de nog steeds bestaande verschillen van inzicht ten aanzien van de vervangings waardegedachte. In de bovengenoemde gevallen zal het toepassen van de vervangingswaarde slechts het effect sorteren van de ongedekte tekorten, zoals in het voorgaande reeds gesteld. Komende tot de beantwoording van de vraag, of bij de gemeente al dan niet de vervangingswaarde dient te worden toegepast, meent de commissie, dat op deze vraag een genuanceerd antwoord dient te worden gegeven. De gemeen telijke huishouding is immers niet van een eenvormig karakter. Er zijn in het grote geheel vele deelhuishoudingen te onderscheiden van ver schillende structuur. Hoewel men sou kunnen stellen, dat de vervangings waarde een sociale waarde is en daarom voor alle gevallen geldt, zo treedt zij in de bedrijfshuishoudingen toch het sterkst op de voorgrond. In die bedrijfshuishoudingen immers doen zich continu de vraagstukken voor van kostprijsberekening, tariefstelling, bepaling van verliezen en winsten enz. Hoge voor de gemeente als geheel, waarin zich a.h.w. afspeelt het communautair voorzien in behoeften aan onderwijs, kunstgenot, recreatie, openbare verlichting, aanleg en onderhoud van straten en wegen, enz, enz., toepassing van de vervangingswaarde, vooral ook gelet op de financiële afhankelijkheid in dezen van 's rijks financiën, niet opportuun, voor komen, reden waarom de commissie adviseert hiervoor de afschrijvingen te baseren op de aanschaffingswaardeandere staat het naar de commissie meent met die onderdelen der huishouding die een duidelijk bedrijfsmatig karakter vertonen. Deze takken van dienst worden dan ook van oudsher als "bedrijven" aangeduid. Het is duidelijk, dat hier niet het formele cri terium van artikel 252 van de gemeentewet mag gelden, doch dat hier het oog dient te -worden geslagen op het bedrijfskarakter in materiële zin. De commissie denkt dan in het bijzonder aan die takken van dienst, die de kosten van de door hen tot stand gebrachte voorzieningen (produkten, diensten) in overwegende mate rechtstreeks aan de gebruikers in rekening brengen en die dus niet in overwegende mate deze kosten ten laste van de algemene dienst brengen. Het zal duidelijk zijn, dat het gemeente energiebedrijf in deze opvatting een bedrijf is, de gemeentelijke genees kundige en gezondheidsdienst geen bedrijf. Ook zal het duidelijk zijn, dat er overgangsfiguren bestaan. Hen lean stellen, dat als eigenaresse van deze bedrijven de gemeente als onderneemster optreedt. De commissie is van oordeel, dat voor deze be drijven bedrijfseconomische wetten en normen dienen te worden geëer biedigd Dit standpunt leidt dan vanzelf tot de volgende conclusies: a. als kostprijs dient te gelden de economische kostprijs, dat is de som van de offers, die technisch voor de voortbrenging van een bepaald produlct vereist of economisch daaraan onvermijdelijk verbonden zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 798