Bij "bijlage nr. 437
-9-
De vervangingswaarde is grondslag voor het bepalen van de waarde
dezer offers. Tot die offers zijn naast materialen, grondstoffen
en menselijke arbeid ook te rekenen de werkeenheden van machines,
rollend materieel en andere kapitaalgoederen. De kosten van deze
duurzame produktiemiddelen behoren derhalve onder toepassing van
een afschrijvingsmethodiek gebaseerd op vervangingswaarde in de
exploitatierekening tot uitdrukking te worden gebracht.
b. Waar mogelijk dienen de tarieven op deze economische kostprijs te
worden afgestemd. Immers, langs deze weg kan worden bereikt, dat
het in het bedrijf aanwezige kapitaal buiten bezwaar van de kas der
gemeente in stand wordt gehouden. De commissie ontveinst zich niet,
dat bij de vaststelling der bedrijfstarieven ook andere dan bedrijfs
economische overwegingen kunnen gelden. Zeker bij de overheidsbe
drijven speelt het politieke beleid in dezen een grote rol. Het ligt
uiteraard niet op het terrein van de commissie om hieromtrent richt
lijnen te geven. Slechts wil zij opmerken, dat het bij het nemen van
politieke beleidsbeslissingen toch tenminste wenselijk is te weten hoe
hoog de economische kostprijs van de voorziening is en in hoeverre
men dus - om welke reden dan ook - afwijkt van hetgeen bedrijfseco
nomisch aangewezen lijkt.
c. Een derde conclusie is, dat bij de bedrijven als aan de gemeente uit-
keerbare winst in principe dient te worden beschouwd het verschil
tussen de opbrengsten en de kosten berekend naar vervangingswaarde.
Het verschil tussen de vervangingswaarde en de uitgaafprijs moet in
dit verband aangemerkt worden als "schijnwinst". Het voor- of nadelig
verschil tussen de vroeger bestede aanschaffingsprijs en de ver
vangingswaarde is een positieve of negatieve verandering in de grootte
van het vermogen van het bedrijf. Het verdient geen aanbeveling een
gunstig verschil tussen aanschaffingswaarde en vervangingswaarde door
uitkering aan de gemeente aan het bedrijf te onttrekken en in de con
sumptieve sfeer te brengen.
Ook op dit punt kan de commissie zich echter indenken, dat de gemeente
met het oog op andere, aan de bedrijfseconomie vreemde, belangen bij de
vaststelling van de voor haar rekening komende of haar toekomende bedrijfs
resultaten een andere weg wenst te bewandelen. Men komt dan echter terecht
in de sfeer van de opportuniteit, waarvoor de commissie geen richtlijnen
kan geven.
Intussen dient men met deze mogelijkheden wel rekening te houden.
Een en ander voert de commissie tot de conclusie, dat het aanbeveling ver
dient bij de bedrijven der gemeente in beginsel tot toepassing van de ver
vangingswaarde- ook in de kostprijsfactor afschrijvingen - over te gaan;
dat voor deze bedrijven jaarlijks een exploitatierekening wordt gemaakt,
waarin met dit beginsel is rekening gehouden;
dat daarnaast vcor deze bedrijven jaarlijks een "verlies- en winstreke
ning" wordt samengesteld, waarin tot uitdrukking wordt gebracht welk deel
van het verlies of de winst, na beslissing door Uw college, met de gemeen
te wordt verrekend. De commissie meent, dat het buiten haar opdracht ligt
om voor dit laatste concrete aanbevelingen te doen. Hier ware jaarlijks
naar bevind van zaken te handelen.
Als voorbeeld voor een dergelijke verlies- en winstrekening moge de vol
gende opstelling dienen: