gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr.472
22 november 1968
p/20804
Voorstel van burgemeester en wethouders
tot herziening van de ambtenarenspaar-
regeling
Bij circulaire van 12 augustus 1968, nr. AB68/U 1450 heeft de staats
secretaris van binnenlandse zalcen aangedrongen op aanpassing van de ge
meentelijke spaarregelingen aan de herziening van de premiespaarrege
ling rijksambtenaren.
Wij kunnen ons zakelijk verenigen met de overwegingen, die tot bedoelde
herziening hebben geleid en welke zijn opgenomen in de nota van toelich
ting op de nieuwe rijksregeling (bijlage II van genoemde circulaire).
Een belangrijke beweegreden voor die herziening is gelegen in wenselijk
gebleken vereenvoudiging van de uitvoering van die regeling. Binnen het
kader van de doelstelling van de premiespaarregeling is een dergelijke
vereenvoudiging mogelijk.
Dit motief geldt te meer voor de ambtenarenspaarregeling 1961gemeente
blad nr. 1564, II-8, van de gemeente Breda, daar deze regeling - anders
dan de vroegere rijksregeling - een soepel verband had willen leggen
tussen de verschillende vormen van sparen in een gezinshuishouding (het
zogenaamd kort en lang sparen). De aanvankelijke veronderstelling, dat
deze eigen aard zonder al te veel moeite tot haar recht zou kunnen ko
men, is niet in vervulling gegaan, mede omdat de administraties van de
spaarinstellingen meer waren gericht op het landelijk stramien van pre
miespaarregelingen, dan op de gemeentelijke verbijzondering.
Bovendien is de stimulering van het kort sparen (voor de niet periodieke
gezinsuitgaven) thans nauwelijks meer nodig, nu tengevolge van de girale
salarisbetaling de gang naar de spaar)banken voor ieder personeelslid
welhaast een normale zaak is geworden. Nu de spaarregeling is beperkt
tot het lang sparen, is de toeslag op de spaar)banierente, bedoeld in
artikel 4 van de huidige ambtenarenspaarregeling 1961 komen te verval
len.
Dit ontwerp komt nagenoeg overeen niet het ontwerp van het centraal or
gaan inzake de gemeenschappelijke behandeling van gemeentelijke perso
neelsaangelegenheden, ons bij circulaire van 5 november 1968, nr.6737 CB
toegezonden.