Bij bijlage nr. 472 - 4 - Artikel 9 1In geval van ontslag met recht op wachtgeld of uitkering is de gewezen belanghebbende, zolang hij niet wederom belanghebbende in de zin van de ze verordening is geworden, bevoegd gedurende het tijdvak dat hij recht heeft op wachtgeld of uitkering, maar niet langer dan vijf jaren, de in artikel 3 bedoelde inhouding te doen voortzetten op zijn wachtgeld of uitkering. Degene die van deze bevoegdheid gebruik wenst te maken dient daarvan uiterlijk op de dag van ingang van zijn ontslag aan burgemees ter en wethouders kennis te geven. 2. Ten aanzien van de gewezen belanghebbende die van de bevoegdheid, als bedoeld in het vorige lid, heeft gebruik gemaakt zijn de artikelen van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing. 2. Bepalingen voor de administratie en de spaarinstellingen. Artikel 10 1Na ontvangst van het in artikel 4 bedoelde formulier wordt ten name van de belanghebbende een spaarkaart opgemaakt. 2. Het ingevolge artikel 3 ingehouden spaarbedrag wordt uiterlijk op de laatste dag van de maand waarin de inhouding plaatsvond, gestort op de bijzondere spaarrekening van de belanghebbende. Artikel 11 De spaarinstelling schrijft het ten name van de belanghebbende overge maakte spaarbedrag bij op diens bijzondere spaarrekening. Andere bedragen dan spaarbedragen in de zin van deze verordening kunnen op deze rekening niet worden bijgeschreven. Artikel 12 1Telkenjare bepaalt de spaarinstelling het saldo van de bijzondere spaar rekening over het afgelopen kalenderjaar. In dit saldo wordt begrepen het bedrag dat op de bezoldiging over de maand december is ingehouden ter storting op de bijzondere spaarrekening. Het saldo wordt door de spaarinstelling aangetekend. Is het spaarsaldo over enig jaar negatief, dan wordt dit in mindering gebracht op het saldo over het vorige jaar. Is het laatstbedoelde saldo daartoe niet toereikend, dan wordt het over blijvend gedeelte van het negatieve saldo in mindering gebracht op het saldo over het voor-vorige jaar en zo vervolgens. De spaarinstelling houdt aantekening van de alsdan ontstane nieuwe spaar- saldi over de desbetreffende jaren. 2. Het bepaalde in het vorige lid vindt overeenkomstige toepassing indien, in verband met het verlies van de hoedanigheid van belanghebbende in de loop van enig kalenderjaar, het saldo van de gewezen belanghebbende over dat jaar nog vóór de afloop ervan moet worden bepaald. 3. Indien een bedrag blijkens het op de in dit artikel voorgeschreven wijze bepaalde saldo gedurende de voor aanspraak op spaarpremie vereiste tijd op de bijzondere spaarrekening heeft gestaan, wordt het voor zoveel no dig geacht gedurende die tijd ononderbroken op de bijzondere spaarrekening van de betrokkene te hebben gestaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 914