Bij bijlage nr. 472 - 6 - HOOFDSTUK III. VERRICHTE BETALINGEN TEN BEHOEVE VAN BESTEDIHGSOBJECTEN MET AAIT SPRAAK OP EU TOEKEMING VAH SPAARPREMIE. Artikel 17 Belanghebbende, die niet of niet tot het maximaal toegestane bedrag op in artikel 5 van hoofdstuk II aangegeven wijze aan de in deze verorde ning vervatte regeling deelneemt, kan aan die regeling deelnemen door het voor premietoekenning in aanmerking brengen van door hem verrichte betalingen; a. ter voldoening van premies verschuldigd ingevolge één of meer over eenkomsten van levensverzekering; b. voor verdere aflossingen op een of meer hypothecaire geldleningen, waarvoor hij in 1968 aflossingen heeft verricht en uit dien hoofde als deelnemer in de ambtenarenspaarregeling 1961 een spaarpremie heeft ontvangen. Artikel 18 Indien belanghebbende in het laatstverlopen kalenderjaar bedragen heeft uitgegeven wegens het verrichten van betalingen als bedoeld in artikel 17, heeft hij ten laste van de gemeente aanspraak op een spaarpremie van 25 7° van het in dat kalenderjaar te dier zake uitgegeven totaalbedrag, voor zover dat bedrag niet te boven gaat het verschil tussen enerzijds zoveel maal 42,als het tijdvak, gedurende hetwelk hij in dat ka lenderjaar zonder onderbreking belanghebbende is geweest, maanden - een gedeelte van een maand voor een maand gerekend - telt, en anderzijds het totaal van de in dat tijdvak op zijn bezoldiging ingehouden bedragen. Indien degene die als gevolg van de omstandigheid dat zijn bezoldiging meer is gaan bedragen dan het in artikel 1eerste lid, bedoelde maxi mum niet langer als belanghebbende kan worden aangemerkt, in het laatst verlopen kalenderjaar - waarin de bezoldiging van betrokkene meer is gaan bedragen dan evenbedoeld maximum - bedragen heeft uitgegeven wegens betalingen als bedoeld in artikel 17, heeft hij aanspraak op een spaar premie van 25 c7° van het te dier zake door hem in dat kalenderjaar uit gegeven totaalbedrag, voor zover dat bedrag het met overeenkomstige toe passing van het gestelde in het eerste lid berekende verschil niet te boven gaat. Indien belanghebbende in het tijdvak tussen het begin van het kalender jaar waarin hij is ontslagen en de datum van zijn ontslag bedragen heeft uitgegeven wegens betalingen als bedoeld in artikel 17, heeft hij aanspraak op een spaarpremie van 25 c/° van het te dier zake door hem in evengenoemd tijdvak uitgegeven totaalbedrag, voor zover dat bedrag het met overeen komstige toepassing van het gestelde in het eerste lid berekende ver schil niet te boven gaat. Indien belanghebbende overleden is en in het tijdvak tussen het begin van het kalenderjaar waarin hij is overleden en de datum van zijn over lijden bedragen heeft uitgegeven wegens betalingen als bedoeld in arti kel 17, hebben de rechtverkrijgenden van de overledene aanspraak op een spaarpremie van 25 7° van het te dier zake door de overledene als be langhebbende in evengenoemd tijdvak uitgegeven totaalbedrag, voor zover dat bedrag het met overeenkomstige toepassing van het gestelde in het eerste lid berekende verschil niet te boven gaat.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 916