Bij "bijlage nr. 499 - 3 - Ten departemente is men eveneens van mening dat in de toekomst de "be hoefte aan gezinsverzorging nog zodanig zal toenemen dat er op de 1.000 personen minstens één full-time kracht nodig zal zijn. Met betrekking tot het aantal part-time helpsters ten behoeve van de bejaarden zij vermeld dat globaal op een bevolking van 75.000 zielen 250 a 350 part-time krachten nodig zullen zijn, een en ander afhanke lijk van het aantal te verlenen hulpuren per geval en het aantal hulp uren dat de zich aanbiedende krachten beschikbaar hebben. Bij toepassing van bovenstaande normen op de situatie in de gemeente Breda blijkt dat hier ter stede ongeveer 100 vaste gezinsverzorgsters/ gezinshelpsters beschikbaar zouden moeten zijn en ongeveer 550 part time bejaardenhelpsters. De huidige bezetting van de beide gezinsverzorgingsinstellingen beloopt een totaal aan vaste krachten van 60 terwijl er 500 bejaardenhelpsters p beschikbaar zijn. Hierbij zij opgemerkt dat van deze 500 bejaardenhelpsters er perl januari 1968 326 bij de Katholieke Gezinsverzorging in de administratie zijn opgenomen. De overige krachten werken zelfstandig bij de bejaarden en worden ook door deze bejaarden zelf betaald; in deze gevallen heeft Huishoudelijke Hulp voor Bejaarden alleen een bemiddelingsfunctie gehad. Op grond van deze bovenstaande gegevens blijkt derhalve reeds duidelijk dat de situatie ter plaatse - behoudens die bij de Huishoudelijke Hulp aan Bejaarden - dringend verbetering behoeft. Een van de wegen hiertoe is de aanwijzing van de Stichting Katholieke Maatschappelijke Gezinszorg als A-instelling; niet alleen om de dringend noodzakelijke uitbreiding, maar ook vanwege een op verantwoorde wijze verlenen van hulp. De instelling zal moeten beschikken over een deskundige staf, waaraan de verschillende taken, zoals de uitbouw van het personeelsbestand, het op peil brengen of houden van de vakkundigheid van de verzorgsters en helpsters, het overleg en de samenwerking met andere vormen van sociale dienstverlening, het voeren van een overzichtelijke en slagvaardige administratie en dergelijke kunnen worden toevertrouwd. De katholieke instelling op zich voldoet reeds aan de door de minister gestelde voorwaarden voor aanwijzing. IV. FINANCIËLE CONSEQUENTIES YAH DE AANWIJZING. Volgens de thans nog geldende normen wordt de instelling zowel door het rijk als door de gemeente(n) als volgt gesubsidieerd: a. 35 subsidie in de brutosalarissen en brutovergoedingen van de gezins verzorgsters en bejaardenhelpsters en 25 in dezelfde kosten van de ge zinshelpsters. Deze salarissen en vergoedingen worden verhoogd met een vast percentage voor het werkgeversaandeel sociale lasten en pensioenpremies. Dit op slagpercentage voor sociale lasten bedraagt thans 12; wordt ook pen sioenpremie door de werkgever betaald (minimaal 8-j dan bedraagt het totale opslagpercentage voor sociale lasten èn pensioenpremie 21

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1968 | | pagina 997