gemeente Breda aan de raad der gemeente Breda. bijlage nr. 83 28 februari 1969 V/1979 Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandse aanbesteding van de centralo verwarmingsinstallatie in het hoofdgebouw van de rioolwaterzuiverings inrichting (R.W.Z.) nabij Nieuwveer. Van de rioolwatersuiveringsinrichting nabij Nieuwveer wordt in uitvoering genomen de fase VI, zijnde het hoofdgebouw volgons bestek van de N.V. Advies- en Ingenieursbureau "Irs. Witteveen en Bos" te Deventer voor werk nr. Br. 2.2.VI. Het bouwkundig gedeelte van dit werk is onlangs openbaar aanbesteed en inmiddels gegund aan de laagste inschrijver, de firma A. Reniers en Zn. te Langeweg. Het maken van de centrale verwarmingsinstallatie in het onderhavige gebouw, volgens bijgevoegde omschrijving d.d. 3 december 1968 bestaande in de levering cn het bedrijfsvaardig opstellen cg. mon teren van deze installatie is een object, dat zich hoegenaamd niet leent voor openbare aanbesteding. Met name zijn de geraamde kosten in hot kader van het totale project relatief gering, het aantal gerenommeerde installateurs op dit gebied in Breda of naaste omgeving is beperkt terwijl voorts met het oog op de voortgang van het werk en de levertijd van radiatoren en ander materiaal enige spoed geboden was. Zodoende is door voornoemd bureau Witteveen-Bos op aanwijzing onzer zijds een drietal firma's uitgenodigd om op het onderhavige werk in te schrijven. Aan deze wijze van aanbesteding is door de hoofdingenieur-directeur van de rijkswaterstaat in de directie Noord-Brabant bij schrijven van 30 januari 1969 goedkeuring gehecht, zijnde dit fiat momenteel vereist vanvrege het aan do gemeente verleende rijkssubsidie in de kos ten van het project rioolwaterafvoerleiding, waartoe de R.¥.Z. behoort. Bij de intussen reeds gehouden aanbesteding onder drie installateurs was de laagste inschrijver de ïï.V. Hiercx-Tack te Breda met een prijs van 18.410,exclusief B.T.W.Deze is te stellen op rond 2.210,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 191