gemeente Breda
4»
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 93
28 februari 1969
Pb/523
Voorstel van burgemeester en wethouders tot
wijziging van de verordening op de heffing
ener belasting ingevolge artikel 281 der ge
meentewet wegens verharding en riolering van
openbare wegen na 1 mei 1927
Wegens de baat voortvloeiende uit op kosten van de gemeente na 1 mei 1927
voor het eerst tot stand gebrachte verharding en riolering van wegen wordt
"aanlegbelasting" geheven van de aan deze wegen gelegen eigendommen.
Van deze belasting zijn vrijgesteld de eigendommen, gelegen aan wegen in de
landelijke gebieden van deze gemeente, welke gebieden zijn aangegeven op een
bij de verordening behorende tekening.
Met deze vrijstelling werd bedoeld niet in de aanlegbelasting te betrekken
de percelen vooralsnog voor agrarische doeleinden in gebruik langs verharde
landelijke wegen.
Door de tot stand te brengen verhardings- en rioleringswerken in de uitbrei
dingsplannen: Princenhage-West, plan onordelijke bedrijven en Princenhage-
Noord (uitbreiding), welke terreinen in het landelijk gebied zijn opgenomen,
is thans uitneming hiervan uit het landelijk gebied gewenst.
Hierdoor worden de eigendommen, in deze uitbreidingsplannen gelegen, onder
de werking van de aanlegbelasting getrokken en kan een billijke bijdrage in
de aanlegkosten worden geheven voor de werken, waardoor de aanliggende
eigendommen zijn gebaat.
Een en ander maakt het noodzakelijk dat de in aanhef bedoelde verordening
wordt aangepast, zoals in bijgevoegde ontwerp-wijzigingsverordening is aan
gegeven.
Een tekening waarop in blauwe kleur de uit te nemen gpbieden en in rode kleur
de overblijvende landelijke gebieden zijn aangegeven wordt hierbij overge
legd
Wij stellen U voor te besluiten tot uitneming van meergenoemde terreinen
uit het landelijk gebied en de bijgaande ontwerp-verordening tot wijziging
van de verordening op de heffing ener belasting ingevolge artikel 281 der
gemeentewet wegens verharding en riolering van openbare wegen na 1 mei 1927
conform vast te stellen.