Bijlage nr. 111 -5- VRAAG De heer van der Uerff zegt, dat het onderhoud van de kinderspeelplaatsen in de gemeente nog wel eens wat te ïfensen overlaat. Stellages zijn vaak verveloos en roestig, hetgeen vooral hij glijbanen funest is voor de broekjes en rokjes van de kinderen. Hij vraagt hierin verbetering te brengen. AHTUOORD Door het natte weer van het afgelopen jaar, hebben zich de slijtageplekken. sneller afgetekend, door roestvorming, dan normaal het geval is. Deze weersomstandigheden varen ook oorsaak van een minder intens gebruik waardoor het euvel zich gemakkelijker kon manifesteren. Iliddels kwartaalrapporten wordt ons college tot in de finesses geïnfor meerd over de staat waarin zich de gemeentelijke spelobjecten bevinden. Een zogenaamde "verfbeurt" pleegt, afhankelijk wederom van weersomstandig heden, in het voorjaar plaats te vinden. Overigens zijn wij van mening dat de door U gesignaleerde tekortkomingen aan de speelxtferktuigen, hun gebruiksfunctie acsentueren. VRAAG 1-ievrouv Stockmann vraagt zich af, naar aanleiding van een circulaire van het ministerie van volkshuisvesting van 10 februari 1969, of het gesprek dat op 20 november 1967 met de bouwcox-poraties geopend werd en op 8 augus tus 1968 werd afgebroken, thans op korte termijn vooi-tgang sou kunnen vin den. Tijden de begrotingsbehandeling is gebleken, dat door het college het standpunt werd ingenomen dat hieraan nu reeds uitvoering kan worden gegeven. AHTUOORD De aangehaalde ministeriële circulaire van 10 februari 1969 vestigt nog eens de aandacht op de al bestaande prioriteit van de woningbouwcorporaties op het gebied van het realiseren van nieuwe bouwplannen in de woningwetsector. Tevens is daarin gesteld, dat bij eventuele uitvoering van een bouwplan voor rekening van de gemeente in het vervolg tenminste overleg met de bouwver- eniggingen moet worden gepleegd. In ons voorstel tot de stichting van een complex van 48 woningwetwoningen in Heusdenhout, behandeld in Uw vergadering van 1*3 maart 1969 is een en an der gereleveerd. Het op initiatief van de bouwverenigingen begonnen gesprek heeft echter hoofdzakelijk zoal niet uitsluitend beti-ekking op de wenselijkheid en uit voerbaarheid van d„e overdracht van een aantal bestaande woningcomplexen in eigendom aan de verenigingen Dit overleg is niet afgebroken, doch is nadat op 9 augustus 1968 de laatste bespreking plaatsvond, geruime tijd onderbroken. Deze periode is namelijk besteed aan het bezien van verschillende facetten, welke aan eventuele over dracht zijn verbonden. Zowel op ambtelijk als bestuurlijk niveau heeft dit, naast de vele andere werkzaamheden, nogal tijd en stxidie gevi-aagd. Intussen is het intern beraad zover gevorderd, dat dezer dagen het overleg met de verenigingen is hervat.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 260