GEMEENTE BREDA
aan de raad der gemeente Breda.
if
bijlage nr. 115
28 maart 1969
iu/4406 Voorstel van burgemeester en wethouders tot
het beschikbaarstellen van een krediet voor
het aanleggen van parkeerhavens langs de
zuidzijde van de Julianalaan.
Langs beide zijden van de Julianalaan is regelmatig een groot aantal wagens
|M geparkeerd en dit heeft tot gevolg, dat het overblijvende weggedeelte niet
1 V breed genoeg meer is om de vrij intensieve verkeersstromen in beide rich
tingen vlot en veilig te kunnen verwerken. Aanvankelijk waren wij voornemens
u voor te stellen langs beide zijden van de weg parkeerhavens te doen aan
leggen, zodat de volledige rijbaanbreedte in dat geval beschikbaar zou komen
voor het rijdend verkeer. Inmiddels is echter bekend geworden, dat de gehele
traverse Dr. Struyckenstraat-Julianalaan in 1971 aan reconstructie toe is.
ïn verband daarmede achten wij het nu niet meer verantwoord langs de noord
zijde van de Julianalaan voorzieningen te treffen, omdat die toch in 1971
niet gehandhaafd kunnen worden.
Het thans voorliggende plan tot het aanleggen van parkeerhavens langs de
zuidzijde van de Julianalaan, zoals dat nader is uitgewerkt op Le v jor ter
inzage gelegde tekening, zal voorlopig voldoende soulaas bieden voor het
rijdend verkeer en ongetwijfeld ten goede komen aan de verkeersveiligheid.
De verkeerscommissie heeft zich met het aanvankelijke plan akkoord verklaard,
doch dit kan om bovenvermelde reden niet volledig worden uitgevoerd.
Volgens de eveneens voor U ter inzage gelegde kostenraming zal de uitvoering
van het werk 11.500,vergen. De bijkomende kosten voor het treffen van
.voorzieningen aan de straatverlichting zullen 1.100,bedragen. Deze
laatste kosten kunnen bestreden worden uit het eenjarig krediet, dat aan het
energie- en waterbedrijf is verleend.
Voor de uitvoering van dit werk is voor 1969 geen bedrag opgenomen in het
niet-geldelijk rendabel investeringsplan 1969-1973 en wel omdat het werk
gepland was in 1968. In het onrendabel investeringsplan 1968 is in het on
derdeel A.4.1. onder volgnummer 40 een bedrag van 53*000,opgenomen,
doch dit volume is volledig ongebruiktïn de begroting 1969 is bij de raming
van de kapitaallasten op de functionele hoofdstulzkon er van uitgegaan, dat
de in 1968 geplande onrendabele investeringen geheel in dat jaar werden uit
gevoerd* Nu dit ten aanzien van genoemde 53*000,niet mogelijk was, kan
worden geconstateerd, dat de nodige budgettaire ruimte in de begroting aan
wezig is. De investering ad 11.500,kan daarom geschieden boven het volume
voor onrendabele investeringen 1969.
R.No.1