Bij bijlage nr. 14
-3-
a. gebouwen, waarin zich twee of meer woningen bevinden en waarin de
vloer van ten minste één kamer, als bedoeld in artikel 72, lid 2
(hoofdiroohkamer) meer dan 5 m boven peil is gelegen;
b. gebouwen, waarin zich schuilplaatsen ten behoeve van de onder a
bedoelde woningen bevinden.
Artikel 273» Het begrip woning.
In deze paragraaf wordt onder woning mede verstaan elk gedeelte van een
gebouw, dat hoewel geen zelfstandige woning zijnde, bestemd is om als
zodanig te worden bewoond door één persoon of gezin.
Artikel 274. Aanwezigheid van een schuilplaats.
Ten behoeve van woningen in gebouwen, als bedoeld in artikel 272, moet
een schuilplaats aanwezig zijn, die voldoet aan de eisen gesteld in de
artikelen 275 tot en met 280.
Artikel 275- Ligging van de schuilplaats.
1De vloer van een schuilplaats mag niet meer dan 5 m boven peil zijn
gelegen.
2. Inaien de schuilplaats voor een woning niet binnen het woongebouw
bereikbaar is, moet een onbelemmerde verbinding bestaan tussen de
voor die woning bestemde uitgang van het woongebouw en de toegang tot
de schuilplaats, gelegen in het woongebouw dan wel in een ander ge
bouw. Tussen de evenbedoelde uitgang en toegang mag de in de open
lucht aanwezige afstand - gemeten langs de af te leggen weg - niet
meer dan 60 m zijn.
Artikel 276. Grootte van de schuilplaats.
1 De tot schuilplaats bestemde ruimte of het daarvoor bestemde gedeel
te van de ruimte moet per woning een oppervlakte hebben van ten minste
1 m2, vermeerderd met 0,5 m2 voor elke kamer die de woning bevat. Van de
ze oppervlakte moet de evenwijdig aan de dichtstbijzijnde gevel gemeten
zijde ten minste 1.50 m. zijn.
2. De schuilplaats moet per woning een inhoud hebben van ten minste 3
m5 voor elke kamer die de woning bevat. Bij de bepaling van deze in
houd mag de inhoud van met de schuilplaats in verbinding staande por
talen - niet zijnde een hoofdtoegangsportaal van het gebouw - van
gangen, alsmede van daaruit toegankelijke ruimten, worden medebere-
kend, mits deuren aanwezig zijn die deze portalen, gangen en ruimten kun
nen afsluiten van de buitenlucht of van het hoofdtoegangsportaal.
Artikel 277. Uitgangen van de schuilplaats.
Indien de in één ruimte aanwezige schuilplaatsoppervlakte of de in een
aantal nabij elkaar gelegen ruimten gezamenlijk aanwezige schuilplaats
oppervlakte een vereiste grootte van meer dan 100 m2 heeft, moeten ten
minste twee uitgangen aanwezig zijn, die zodanig zijn gelegen dat bij ver
sperring van één der uitgangen door beschadiging van het gebouw ten minste
één uitgang nog redelijk bruikbaar kan zijn.