Bij bijlage nr. 14 -4- Artikel 278. Zij- en bovendekking van de schuilplaats. 1. De tot schuilplaats bestemde ruimte of htt daartoe bestemde gedeel te van de ruimte moet zodanig door wanden zijn omgeven, dat van bui ten naar binnen haaks op de wanden getrokken horizontale lijnen een materiaalhoeveelheid doorsnijden, waarvan het gezamenlijk gewicht ten minste 470 kg per m2 bedraagt, welke oppervlakte haaks op de be treffende lijnen moet worden gemeten. 2. Boven de schuilplaats moeten vloeren of daken voorkomen, waarvan het gezamenlijk, gewicht 470- kg per m2 bedraagt. 3. Een'wandggdeelte, waarvan do ondergrens ten minste 1.80 m boven de vloer is gelegen, behoeft niet aan de in het eerste lid gestelde eis te voldoen, mits ter hoogte van de ondergrens van dat wandgedeelte een van binnen uit bereikbaar horizontaal vlak van ten minste 20 cm breedte aanwezig is, in staat een last van 230 kg per m lengte te dragen. -to 4. Van de eis, gesteld in het tweede lid, kan ten opzichte van het hori zontale grensvlak boven de schuilplaats voor ten hoogste 1>« van de vereiste oppervlakte worden afgeweken. 5. Bij de berekening van het gewicht van constructies, waarin holten voorkomen, wordt met het volume-gewicht per m2 gerekend. Artikel 279» Overruimte. Indien de oppervlakte van de schuilplaats groter is dan ingevolge artikel 276, eerste lid, is vereist, behoeft slechts de vereiste oppervlakte aan het gestelde in artikel 278 te voldoen. Artikel 280. Aangeven van de schuilplaats op tekeningen. De tot schuilplaats bestemde ruimte, dan wel het daartoe bestemde gedeel te der ruimte, moet in de tekeningen, behorende bij de aanvraag om bouw vergunning, duidelijk zijn aangegeven. Artikel 281Samenstelling van vloeren, trappen en bordessen. De vloeren, alsmede de gemeenschappelijke trappen en bordessen van de in artikel 272 bedoelde gebouwen moeten, voor wat betreft het deel der conr structie dat de belastingen opneemt, zijn samengesteld uit materiaal dat geen organische stoffen bevat. Artikel 282. Samenstelling van daken. 1De constructie ter afdekking van een gebouw als bedoeld in artikel 272 daaronder mede begrepen de direct onder een niet toegankelijke kap- ruimte gelegen plafondconstructie, moet zowel van buiten naar binnen als omgekeerd gedurende ten minste 30 minuten brandwerend zijn. 2. Bij een constructie, als bedoeld in het eerste lid, behoeft de water dichte afwerklaag aan de bovenzijde niet aan de gestelde eis van brand werendheid te voldoen, mits deze afwerklaag niet brandgevaarlijk ie. 3. De in het eerste lid gestelde eis blijft buiten toepassing voor zover de constructie ter afdekking van het gebouw doorbroken wordt door af voerkanalen, alsmede ten aanzien van ten hoogste 2c/° van de overige op pervlakte van die constructie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 34