jemeente Breda
ian de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 196
/10129
8 juni 1969
Voorstel van burgemeester en wethouders tot
wijziging van het raadsbesluit van 13 maart
1969 tot het garanderen van rente en aflos
sing van een geldlening groot 8.100.000,
te verstrekken aan de r.k. woningbouwvereni
ging St. Laurentius ten behoeve van de bouw
van 189 galerijwoningen in IJpelaar.
De gemeentelijke borgstelling ingevolge Uw bovenvermeld besluit beperkt
zich tot de betaling van rente en aflossing.
De geldgever (i.c°.°'een combinatie van 9 instellingen) wil dat de gemeen
te zich als borg aansprakelijk stelt voor"de richtige betaling van hoofd
som, rente, aflossingen en boeten en alle verdere verplichtingen van
geldneemster"
Van belang is hier vooral het verzoek om de "boeten"" in de garantie te
betrekhen; dat slaat namelijk op een bepaling in de algemene lenings
voorwaarden van de groep geldgevers waarin is bepaald dat bij te late
bepaling van een rente en/of aflossingstermijn i/» rente per maand ver
schuldigd is. Dit is een algemeen gebruikelijke bepaling in geldlenings
overeenkomsten.
Voor wat betreft "verdeie verplichtingen" is te denken aan de verplichting
van geldneemster tot behoorlijk onderhoud van de met de lening te bouwen
woningen, de verzekering dezer woningen tegen het risico van brand en
dergelijke meer.
In het algemeen hebben gedeputeerde staten bezwaar tegen het betrekken
van "boeten en verdere verplichtingen"in de gemeentelijke garantie; zij
willen dat bezwaar echter laten vervallen indien in de geldleningsover
eenkomst wordt bepaald dat bij nalatigheid van geldneemster bij de betaling
van rente-en aflossingstermijnen de gemeente daarvan onmiddellijk in kennis
wordt gesteld. De gemeente kan dan maatregelen treffen om boetekosten te
voorkomen respectievelijk te beperken.
De geldgeefster heeft er geen bezwaar tegen om de bovenvermelde verplichting
te aanvaarden en in de geldleningsovereenkomst op te nemen.
Gezien het feit dat de geldgeefster de "boeten en overige verplichtingen"
in de gemeentelijke garantie betrokken wil zien, hetgeen wij beprijpelijk
achten en meer nog ter voorkoming dat moeilijkheden ontstaan voor de ver
wezenlijking van het bouwplan der 189 woningen, stellen vrij voor Uw
besluit van 13 maart 1969 te wijzigen overeenkomstig het in ontwerp hierbij-
gevoegd besluit.