gemeente Breda aan de raad der gemeente Breda. Bijlage nr. 209 4 juli 1965 AZ/10326 Preadvies van burgemeester en wethouders met be trekking tot het herindelingsplan Breda-Noord. Het verzoek dat gedeputeerde staten overeenkomstig de artikelen 164, j 158 e.v. van de gemeentewet met betrekking tot de herindeling van het ten noorden van Breda gelegen gebied aan ÏÏ.M. de Koningin hebben gericht is op 9 juni 1969 bij Uw raad binnengekomen. Dit betekent dat de wettelijke procedure gerekend moet worden op deze datum een aanvang te hebben genomen. De inhoud van het onderhavige verzoekschrift verschilt weinig van de nota van toelichting d.d. 28 augustus 1968 behorende bij het voorlo pige grenswijzigingsplan Breda-Noord, waarvan wij U in Uw vergadering van 17 oktober 1968 hebben voorgesteld er Ui? instemming mee te betui gen. In het algemeen is de argumentatie in het verzoekschrift aange vuld en nader uitgewerkt. Met name is nu gewezen op de betekenis die in de "Tweede Nota over de ruimtelijke ordening in Nederland" aan Breda wordt toegekend bij de uitbouw van de Brabantse stederij, waar in Breda als het belangrijkste steunpunt in de ontwikkeling van West- Brabant mag worden aangemerkt. Voorts wordt er nu bij de motivering omtrent de opheffing van de gemeenten Prinsenbeëk, Terheijden en Te- teringen op gewezen dat deze randgemeenten, als gevolg.van de stads uitleg van Breda in noordelijke richting, zo sterk in de invloeds sfeer van de stad zullen geraken dat een sterke uitgroei van deze kernen zou leiden tot een ongewenste suburbanisatie en daardoor tot een onevenwichtige structurele uitbouw binnen het stadsgewestelijke kader In vergelijking met de bovenbedoelde nota van toelichting zijn in het verzoekschrift een aantal cijfers gecorrigeerd. Met name is nu gesteld, dat de gemeente Breda thans nog beschikt over terreinen voor woningbouw voor in totaal 5-000 h. 6.000 woningen, terwijl in de nota van toelichting een aantal van 7.000 a 8.000 werd genoemd. Bij de conclusie, dat op basis van een jaarproduktie van 1.000 h. 1.200 woningen in de behoefte aan woningbouwterreinen voor nog ongeveer 4^5 jaar kan worden voorzien, is echter geen rekening gehouden met de volgende omstandigheden. Per 15 juni 1969 was nog grond beschikbaar voor de bouw van rond 5.450 woningen. Hiervan is de grond voor de bouw van circa 3-550 wo ningen reeds gereserveerd voor of verkocht aan diverse gegadigden en voor het grootste deel ook reeds belegd met bouwplannen, waarvan een deel uitvoeringsrijp is. Voorts wordt in het onlangs vastgestelde be stemmingsplan Princenhage—West en in de in voorbereiding zijnde wijzi—

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 461