gemeente Breda
Bij bijlage nr. 257
De raad van de gemeente Breda;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders dier gemeente d.d.
overwegende
dat het zowel ten einde omwille van het verkeer buitensporig gebruik
van parkeerruimte te weren als ten einde aantasting van de openbare
orde, door hinder of overlast, en van de openbare veiligheid tegen
te gaan alsmede ontsiering van de gemeente te voorkomen noodzakelijk
is regels vast te stellen;
dat de mogelijkheid tot het parkeren van voertuigen op de openbare
weg in overeenstemming met de bestemming die die weg heeft door de
hiernavolgende regels niet wordt aangetast;
gelet op artikel 168 van de gemeentewet en artikel 6 van de Wegenver
keerswet j° artikel 85 van het Reglement Verkeersregels en Verkeers
tekens
heeft besloten:
vast te stellen de volgende verordening, houdende regels ter bestrij
ding van parkeerexcessen:
Artikel 1
1In deze verordening wordt verstaan onder:
a. "weg": de verharde of onverharde rijbanen met inbegrip van mid
denberm of middengeleiding, de parkeerstroken, parkeerhavens,
pleinen en vluchtstroken, alsmede de in de weg gelegen bruggen
en de naast de rijbanen gelegen paden, bermen en zijkanten, voor
zover zij voor het openbaar rijverkeer openstaan;
b. "parkeren": het doen of laten staan van voertuigen, anders dan
gedurende de tijd, die nodig is voor en gebruikt wordt tot het
onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddel
lijk laden of lossen van goederen.
2. Deze verordening is niet van toepassing ten aanzien van fietsen en
bromfietsen.
Artikel 2.
1Het is een ieder, die er zijn bedrijf of nevenbedrijf dan wel een
gexvoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te verhu
ren of te verhandelen, verboden drie of meer voertuigen waarvan re
delijkerwijs is aan te nemen, dat zij hem toebehoren of zijn toever
trouwd, bij elkaar op de weg te parkeren.
2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien en voor
zover de provinciale verordening landschapsschoon Noord-Brabant 1950
van toepassing is.