Bijlage nr. 261
-2-
Ten aanzien van het bovenstaande moge het volgende opgemerkt worden.
De directeur van de dienst van openbare werken heeft op 11 februari
1969 reclamante verzocht de nodige voorzieningen te treffen aan de
schoorsteen, schuur en poortdeur en aan de muren van de voorslaap
kamers. Daar reclamante hierop niet heeft gereageerd hebben wij haar
en de overige eigenaren aangeschreven op grond van artikel 25 e.v.
van de woningwet. Kaar onze mening kan het niet juist zijn, dat de
in opdracht van reclamante uitgevoerde werkzaamheden -voozover dezer
zijds is na te gaan is in de periode van 1 juni 1968 tot en met
30 juni 1969 de riolering tweemaal ontstopt en is er een nieuwe goot
steen met nieuwe aanrechtkastjes geplaatst- betrekking hebben op
dezelfde gebreken als vermeld in onze aanschrijving van 27 mei 1969.
Of de kosten van de uitgevoerde werkzaamheden het totaalbedrag van
3.600,belopen is dezerzijds niet controleerbaar.
Bij schrijven van 23 januari 1969 heeft de directeur van de dienst
van openbare werken reclamante verzocht de riolering binnen 8 dagen
na datum te herstellen. In een telefonisch onderhoud op 29 januari
1969 is haar geadviseerd, gezien de regelmatig terugkerende moeilijk
heden met de riolering deze rechtstreeks te doen aansluiten op het
gemeenteriool. Tevens is haar toen medegedeeld, dat de beerput, welke
in de achtertuin is gelegen en niet in de voortuin, zoals door
reclamante wordt gesteld, voor wat betreft het pand no. 15 kon ver
vallen. Reclamante heeft hieraan geen gevolg gegeven en de riolering
laten ontstoppen. Dit ontstoppen is echter maar een tijdelijke maat
regel.
Wij stellen U op grond van het bovenstaande voor het verzoek om
voorziening ongegrond te verklaren conform bijgevoegd concept-rbesluit.
Reclamante heeft de huur inderdaad per 1 mei 1969 opgezegd; op ver
zoek van de bewoners zal de kantonrechter medio september hieromtrent
een uitspraak doen.
Tot op heden is de woning nog niet verkocht.
Wij achten het treffen van de voorzieningen nodig en stellen U voor
de aanschrijving te handhaven; reclamante krijgt derhalve nog gedurende
30 dagen na toezending van het raadsbesluit, de gelegenheid de ver
eiste voorzieningen te treffen. Mocht echter na het verstrijken van
deze termijn zonder twijfel vast staan, dat de woning binnen 3 maanden
ontruimd zal zijn, dan zal van gemeentewege geen opdracht verstrekt
worden tot het treffen van de voorzieningen.
Een eventueel afwijkend advies van de afdeling voor openbare werken
zal U nog nader worden medegedeeld.
Burgemeester en wethouders van Breda»
Merkx burgemeester.
Van den Dam
Ter inzage in de raadzaal.
secretaris.