Bij bijlage nr. 286 -2- d. tijd als bedoeld in artikel D 3 van de Algemene burgerlijke pensioen wet; e tijd in een aangehouden betrekicing. Artikel 3. 1. In deze verordening wordt verstaan onder"bezoldiging": bezol- he bezoldiging, bedoeld in artikel 1lid 1onder d, van de al- diging gemene bezoldigingsverordening, zoals deze laatstelijk vóór het ontslag aan de betrekking was verbondan, vermeerderd met de vakantie uitkering, doch verminderd met de uitkeringen krachtens de kinder toelageregeling overheidspersoneel en de algemene kinderbijslagwet, I t? danwel he"t me^ hnt voorgaande overeenkomende loon van degene, die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst was. 2. Voorzover in de bezoldiging een bedrag moet worden begrepen wegens de vergoeding ingevolge artikel 7 van de algemene bezoldigingsveror dening, wordt dit bedrag berekend naar het gemiddelde over de aan het ontslag voorafgaande 12 volle kalendermaanden. 3. Indien in de bezoldiging anders dan wegens periodieke verhoging wijziging zou zijn gekomen als belanghebbende de betrekking op die bezoldiging zou zijn blijven vervullen geldt met ingang van de dag van in werking treden van die wijziging het gewijzigde bedrag als bezoldiging. 4. Indien de bezoldiging wegens verminderde werkzaamheden voorafgaande aan de opheffing van de betrekking lager was dan zonder verminderde werkzaamheden het geval zou zijn geweest, kan de bezoldiging ten gunste van belanghebbende worden herzien. Paragraaf 2. Lange uitkering. Artikel 4. 1Aan de belanghebbende die op de dag van zijn ontslag een diensttijd duur van heeft van ten minste drie jaren trordt, ingaande op de dag van dat ontslag de lange een uitkering toegekend gedurende een tijdvak gelijk aan een zesde uitkeóig deel van zijn diensttijd. 2. De duur van de volgens het bepaalde in lid 1 berekende uitkering wordt op een volle maand naar boven afgerond. 3. De duur van de uitkering is niet langer dan twee jaren, behalve in het geval genoemd in artikel 6. Artikel 5. bedrag Het bedrag van de uitkering bedoeld in artikel 4 is gedurende de van de eerste twee maanden gelijk aan de bezoldiging, gedurende de daarop lange uit- volgende twee maanden 85/J van de bezoldiging en vervolgens 8Cfó van kering de bezoldiging. Artikel 6. verlengirg Indien de belanghebbende bedoeld in artikel 4, lid 1op de dag termijn bij van het ontslag een diensttijd van ten minste tien jaren heeft vol- langme ctiaist- bracht en de som van zijn leeftijd en diensttijd op de dag van het tijden hogere leeftijd

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 688