Bij "bijlage nr. 286 -3- ontslag ten minste zestig bedraagt, wordt hem na afloop van de op grond van artikel 4 bepaalde duur gedurende de daarop volgende zes maanden een verdere uitkering toegekend ten bedrage van 80 van de bezoldiging. Artikel 7. Aan de belanghebbende bedoeld in artikel 4, lid 1kan, indien hij kostenSelders arbeid- of bedrijf ter hand ëaat nemen, door burgemeester en wethouders een op de voet van de Verplaatsingskostenverordening te bepalen vergoeding in de kosten van een daartoe noodzakelijke ver huizing worden toegekend. Artikel 8. 1. Indien de belanghebbende bedoeld in artikel 4, lid 1 inkomsten ver krijgt uit of in verband met arbeid of bedrijf,ter hand genomen op vermin-of na de dag waarop hem het ontslag is verleend danwel schriftelijk der- mededeling a gedaan van het voornemen hem ontslag te verlenen, wordt ing de in artikel 4 bedoelde uitkering over de periode, waarop die inkom sten kennelijk betrekking hebben, verminderd, behoudens toepassing van het bepaalde in artikel 20. 2. Voor de uitvoering van de in lid 1 gegeven bepaling gelden de volgende regels: a. worden de inkomsten verkregen uit hoofde van een betrekking bij een openbaar lichaam dan is de vermindering gelijk aan het bedrag waarmede inkomsten en uitkering samen de bezoldiging te boven gaan; b. worden de inkomsten verkregen uit anderen hoofde dan is de ver mindering gelijk aan het bedrag waarmede inkomsten en uitkering samen 110 van de bezoldiging te boven gaan; c. worden de inkomsten bedoeld onder a en b gelijktijdig verkregen dan wordt de uitkering eerst verminderd met het bedrag waarmede de onder a bedoelde inkomsten en uitkering samen de bezoldiging te boven gaan. Vervolgens worden de onder a en b bedoelde inkomsten bij de eventueel verminderde uitkering opgeteld en wordt een tweede vermindering bepaald op het bedrag waarmede de verkregen som 110 /o van de bezoldiging te boven gaat. 3. Met inkomsten bedoeld in lid 2 onder a worden gelijk gesteld inkomsten verkregen uit hoofde van een betrekking waarin de belanghebbende amb tenaar in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet is of, onge acht de artikelen B 7 en B 9 van evengenoemde wet, zou zijn. 4. Het bepaalde in het voorgaande lid vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen tijdens verlof, vakantie, of non-activiteit, vooraf gaande aan het ontslag. 5» Onder inkomsten bedoeld in de voorgaande leden worden niet verstaan kindertoelage en kinderbijslag, alsmede de compensatie voor de premie ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet welke in die inkomsten is of geacht kan worden te zijn begrepen, tenzij de uitkering is verleend uit een betrekking, bedoeld in artikel 2,lid 2. 6Indien belanghebbende op of na de dag, bedoeld in lid 1anders dan tengevolge van algemene loonsverhogingen, inkomsten of hogere in komsten verkrijgt uit of in verband met arbeid of bedrijf, met toe stemming van burgemeester en wethouders overeenkomstig artikel 94 van het algemeen ambtenarenreglement danwel overeenkomstig artikel 31 van de arbeidsovereehkomstenverordening ter hand genomen voor het ontslag, is ten aanzien van die inkomsten of hogere inkomsten het bepaalde in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 689