Bij Bijlage nr. 286
-5-
3. Indien de overledene geen betrekkingen bedoeld in lid 1 nalaat, kan
het bedrag van de uitkering geheel of ten dele worden aangewend voor
betaling van de kosten van de laatste ziekte of van de lijkbezorging
als de nalatenschap van de overledene daartoe ontoereikend is.
Paragraaf 3. Korte uitkering.
Artikel 11
1. Aan de belanghebbende die niet voldoet aan het ter zake van de
duur en diensttijd bepaalde in artikel 4, lid 1, wordt gedurende 130 dagen
bedragvan de beginnen met de dag van het ontslag, een uitkering toegekend,
korte uit
kering 2. Het bepaalde in lid 1 is slechts van toepassing indien de belang
hebbende in de aan de dag van het ontslag voorafgaande periode van
een jaar gedurende ten minste 65 dagen, danwel in de laatste aan
de dag van het ontslag voorafgaande zes weken ten minste dertig
dagen in loondienst werkzaam is geweest of zonder te werken loon
heeft ontvangen.
3. Indien het ontslag van de belanghebbende ingaat binnen een jaar na
een periode waarin hij wegens ziekte of militaire dienst verhin
derd was in loondienst werkzaam te zijn wordt het tijdvak van een
jaar, bedoeld in lid 2, verlengd met de duur van evengenoemde ver
hindering
4. Het bedrag van de uitkering bedoeld in lid 1 is gelijk aan 8C^> van
de bezoldiging.
Artikel 12.
1De uitbetaling van de uitkering bedoeld in artikel 11 wordt opge-
opschor"- schort met ingang van de dag waarop de werkloosheid eindigt en
tizig bij ein-l?orbt telkens bij opnieuw intredende onvrijwillige werkloosheid
de werkloos- hervat.
heid
2. De uitkering eindigt in ieder geval op de dag, liggende een jaar
na de in artikel 11, lid 1, bedoelde dag van het ontslag.
Paragraaf 4. Uitkering bij ziekte.
Artikel 13.
1Indien de belanghebbende binnen de termijn waarover hij aan-
duur en be- spraak heeft op een van de uitkeringen bedoeld in de artikelen 4
drag van de en 11 danwel uiterlijk een maand na afloop van die termijn wegens
ziekte-uit- ziekte verhinderd is arbeid te verrichten, wordt hem telkens met
kering ingang van de vierde dag van die verhindering een uitkering toege
kend van 8C£i van zijn bezoldiging.
2. De in lid 1 bedoelde uitkering eindigt zodra de belanghebbende de
ze over tezamen 260 dagen heeft genoten. De bepalingen van hoofd
stuk TI van het Algemeen Ambtenarenreglement zijn voor zoveel mo
gelijk van overeenkomstige toepassing.