houdt verband met de omstandigheid dat er toen nog discussie gaande was over de temperatuurhoogten van de te leveren warmte voor deze woningen. Het stond toen nog niet vast, dat toepassing van centrale warmwatervoorziening mogelijk was. Opgemerkt wordt nog, dat voor deze installatie wegens de hier voor ontbrekende ruimte in de onderhoud van één der 3 bouwblok ken een boilerruimte moet worden aangebouwd. De totale kosten van de centrale warmwaterinstallatie worden begroot als volgt: installatiekosten volgens prijsopgave van de I.B.C., verhoogd met kosten van te leveren mengkranen en B.T.W. 84.392,- bouwkundige kosten 4.370,- ontwerp- en toezichtkosten 1.000,- renteverlies 1.950,- totaal ƒ91.712,- zijnde derhalve 7.712,- meer dan de kosten van het leveren en plaatsen van de electrische boilers. De huurvergoeding voor de boilers was zoals in bovenvermeld raads voorstel aangegeven bepaald op 5,15 per maand, terwijl de vaste kosten bij toepassing van een centrale warmwaterinstallatie, mede door een langere afschrijvingsperiode, globaal zijn berekend op ƒ5,- per maand. Wegens variabele kosten zal een redelijke vergoeding in rekening worden gebracht doch,daar staat tegenover, dat het stroomverbruik voor de boilers komt te vervallen. Een juiste cijfermatige ver gelijking tussen de kosten van een en ander is vrijwel ondoenlijk mede oomdat de kosten tevens afhangen van de mate van het indivi duele verbruik. Resumerende mogen wij U voorstellen te besluiten tot het doen aanbrengen van een centrale warmwaterinstallatie in het complex 168 galerijwoningen in Hoge Vucht (Wisselaar-Oost) en daartoe het krediet voor de stichtingskosten van dit complex te verhogen met een bedrag van 7.712,-. Een desbetreffende wijziging der begroting 1969 van het gemeente lijk woningbedrijf A*) gaat ter vaststelling hierbij.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 744