"bijlage nr. 337 Ons college meent met het bestuur dat een blijvende woonbestemming van het Begijnhof is aangewezen en is eveneens overtuigd dat dit alleen mo gelijk is, indien het geheel aan goede wooneisen voldoet. Een goede be stemming is uiteraard de beste waarborg voor de instandhouding van dit voor de stad zo belangrijke monument. Het gemeentelijk subsidie in de restauratiekosten van monumenten met een algemene bestemming bedraagt normaliter 95^ van de door het rijk als subsidiabele erkende kosten, onder aftrek van de subsidies die van rijk en provincie worden verkregen. Gezien het uitzonderlijk belang van dit complex achten wij een subsidie van 100^ verantwoord. Voor de eerste fase worden de subsidiabele kosten begroot op 90ir000, Op basis van de thans bekende gegevens inzake de hoogte van het te ver wachten rijks- en provinciaal subsidie wordt het gemeentelijk subsidie vuor de eerste fase berekend op 50«400, Wij merken hierbij op dat de gemeenten, die bijzonder belast worden met kosten van monumentenzorg door toewijzing van specifieke middelen uit het gemeentefonds een extra-rijksbijdrage (verfijningsgrondslag kosten monumenten) ontvangen. Deze uitkering is gelijk aan een 25-jarige annuï teit van de rijkssubsidiabele kosten. Globaal betekent deze uitkering voor Breda, dat ca, 80van de gemeentelijke investeringen ten behoeve van monumentenzorg via de verfijningsgrondslag worden terug verkregen. Wij stellen U voor in principe to besluiten tot een subsidie van 100^ in de door het rijk erkende subsidiabele restauratiekosten van het Be gijnhof. Tevens stellen wij U voor ten behoeve van de eerste fase een zodanig subsidie toe te kennen dat het subsidie van het rijk, provincie en ge meente tezamen 100^ bedraagt van de door het rijk vast te stellen sub sidiabele kosten door vaststelling van bijgaand concept-besluit. De dekking kan gevonden worden in het onrendabel investeringsplan 1969 door verlaging van de post E. 20.10,01.1 (aankoop gebouw ten behoeve van de gemeentelijke cultuurdienst) en het opnemen van een nieuwe post E. 20.50.04-4(restauratie Begijnhof). De begrotingswijziging ligt ter visie. Voor de financiering van het project vraagt het bestuur van een deel van de aan te trekken geldleningen een gemeentelijke garantie. Al vorens in dit verzoek een besluit te nemen achten wij het wenselijk van de resultaten van de eerste fase af te wachten omdat dan zowel de totale verbouwings- en restauratiekosten exacter kunnen worden geraamd en omdat dan de minister een definitieve beslissing neemt voor de rijksbijdrage in de restauratiekosten, die tevens bepalend is van de provinciale bijdrage. De afdeling voor culturele zaken uit de raad wordt over het voorstel gehoord. Een eventueel afwijkend advies zal te Uwer kennis worden gebracht. Burgemeester en wethouders van Breda, Merkx burgemeester. van den Dam secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 806