Bij bijlage nr. 392 -2- ad a. Het betrokken schoolbestuur verklaart, dat de school door ten minste 125 leerlingen zal worden bezocht. Hoewel de lager-onderwijswet 1920 niet als eis stelt, dat deze verklaring een reeks van schriftelijke bevestigingen der ouders moet bevatten dat hun kinderen de te stichten school zullen gaan bezoeken, is dit wel ge bruikelijk, omdat hierin over het algemeen de enige waarborg is gelegen, dat ook inderdaad het vereiste aantal leerlingen de nieuwe school zal gaan bezoeken. Op grond van de in de vergadering van 17 april 1969 aan aangeboden nota inzake de behoefte aan lokalen voor het kleuter- en basisonderwijs in de uitbreidingsplannen Hoge Vucht, IJpelaar en Heus- denhout, mag in gerede worden afgeleid, dat voor de te stichten school voldoende belangstelling zal bestaan. In voorliggend geval kan aan de overgelegde verklaring omtrent het te verwachten schoolbezoek voldoende waarde worden toegekend, zeker met een beroep op de op dit stuk gang bare jurisprudentie. ad b. Het bestuur verklaart voordat met de bouw van de school zal worden be gonnen (in casu voordat hem gelden voor eerste inrichting beschikbaar zullen worden gesteld) een bedrag, gelijkstaande met 10 r/o der stich- tingskosten in de gemeentekas te zullen storten. ad c. Het bestuur verklaart dat de school: 1ruimte moet bieden aan 402 leerlingen; 2. maximaal 48 leerlingen per lokaal zullen worden toegelaten; 3. 12 les- en 2 vaklokalen zal omvatten; 4. bestemd zal zijn voor het geven van gewoon lager onderwijs. ad d. De verklaring van het bestuur, dat het voor de nieuw te bouwen school is aangesloten bij een groep van bijzondere scholen, welke een commissie van beroep, als bedoeld in artikel 89, 7e lid, der lager-onderwijswet 1920 hebben ingesteld, is overgelegd en door ons akkoord bevonden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 942