aan de raad der gemeente Breda.
1
Bijxagc
T
jJ'J
30 september 1971
F/64595
Voorstel van burgemeester en wethouders tot
verhoging van de watertarieven.
V
Krachtens Uw besluit d.d. 25 maart 1971 (bijlagen 1971, nr. 78) zijn de
tarieven van het gemeentelijk waterbedrijf met ingang van 1 april 1971
verhoogd met 10/1
Voor de motivering van deze verhoging mogen wij U verwijzen naar ons voor
stel d.d. d maart 1971hetwelk wij ter visie hebben gelegd.
Op grond van de toen geldende voorschriften was voor deze verhoging toe
stemming nodig van de minister van economische zaken; deze heeft ons colle
ge d.d. 5 april 1971 onder meer het volgende medegedeeld: "In het kader van
"de thans geldende Prijzenbeschikking goederen en diensten 1970 (Stcrt 213)
"kan van de daarin vervatte verbodsbepaling met betrekking tot tariefver-
"hogingen in het algemeen slechts ontheffing worden verleend, indien een
(gemeente-bedrijf er niet in slaagt tot een positieve rentabiliteit te
"geraken. Uit de door U bij het verzoek overgelegde bedrijfsgegevens is
"van een dergelijke situatie niet gebleken. Op grond hiervan moet instem-
"ming aan Uw verzoek worden onthouden". Bij later mondeling overleg ten
departemente is gebleken, dat het in deze door de minister gehanteerde cri
terium - alleen tariefverhoging indien anders verlies wordt geleden - on
wrikbaar was, zodat het raadsbesluit niet kon worden uitgevoerd. Mede als
gevolg hiervan heeft ook de 51.V. Waterleidingmaatschappij Ïfoord-West-Brabant
haar voorgenomen tariefverhoging niet tot gelding kunnen brengen. Om haar
moverende redenen heeft genoemde üf.V. tenslotte ook voor het voorzienings-
gebied buiten Breda afgezien van een tariefverhoging in 1971.
Ook in het verleden hebben zich met betrekking tot de tarieven van het ge
meentelijk waterbedrijf moeilijkheden met het ministerie van economische
zaken voorgedaan. Eet is duidelijk, dat de door de raad aanvaarde motieven
voor een aanpassing van gemeentelijke tarieven strijdig kunnen zijn met de
grondslagen, waarop door genoemde minister tijdelijke bevoegdheden worden
gehanteerd. In hoofdzaak lopen de meningen uiteen op het punt van beoorde
ling van de gecombineerde resultaten van gas, water en elektriciteit in een
geïntegreerd bedrijf en op het punt van de overeenstemming met de ÏT.V. Water
leidingmaatschappij Woord-West-Brabant inzake de uniformiteit van tarieven
op het grondgebied van Breda.
Ku de gemeente weer autonoom haar bevoegdheden in deze kan hanteren hebben
wij er alle behoefte aan het raadsbesluit van 25 maart 1971 alsnog op korte
termijn te realiseren. De overeengekomen uniformiteit met de N.V. Waterlei
dingmaatschappij Boord-West-Brabant verhindert dit voor 1971, nu genoemde
N.V. alsnog heeft besloten in 1971 niet meer tot tariefverhoging over te
gaan. Wel bestaat het voornemen alle tarieven nu per 1 januari 1972 met 10/S
te verhogen. In dit verband werken wij op, dat wij in ons eerder genoemd