-4- De laatste reeks cijfers geeft namelijk gemiddelde woningbezettingen weer, waarbij geen statistisch woningtekort zou zijn opgetreden. gemiddelde woningbezettingscijfers datum werkelijke gemiddelde ideale gemiddelde woningbezetting woningbezetting 31-5-1947 5,05 4,02 30-6-1956 4,50 3,99 31-5^1960 4,26 3,84 1-1-1971 3,51 3,42 De cijfers in de derde kolom van bovenstaand overzicht zijn berekend door uit te gaan van het aantal woningbehoevende eenheden in plaats van de wo ningvoorraad waaruit de getallen in kolom twee zijn afgeleid. Om het aantal woningbehoevende eenheden te bepalen is voor de jaren '47, '56 en '60 uit gegaan van de uitkomsten van de algemene volkstellingen en de algemene wo ningtelling van het C.B.S. Aangenomen is daarbij dat alle huishoudens, zowel alleen in een woning als inwonend en alle alleenstaande die alleen of als hoofdbewoner in een woning wonen tot de woningbehoevende eenheden gerekend kunnen worden. Bovendien is nog rekening gehouden met een noodzakelijke wo ningreserve van ca. 2$. Yoor het cijfer in 1971 is uitgegaan van het aantal gezinshoofden, hoofden van samenwoningen en alleenstaanden. Conclusie uit de vorenstaande tabel is dat hoewel de woningbouw na de oorlog aanzienlijk is geweest en een sterke daling van de gemiddelde woningbezet ting tot gevolg had, deze daling toch niet groot genoeg is geweest om het statistisch woningtekort geheel weg te werken. Ging het in de periode 1947-1956 om het inhalen van een bestaand tekort, in de periode 1956-1971 kwam daar nog bij dat de "ideale" gemiddelde woningbe zetting, die in de eerste periode weinig wijziging onderging in de laatste periode flink is gedaald. Deze daling werd voornamelijk veroorzaakt door een daling van de gemiddelde gezinsgrootte en een toeneming van het aantal alleenwonende alleenstaanden, hetgeen uit navolgend overzicht valt af te leiden. Gemiddelde gezinsgrootte, alleenwonende alleenstaande!en ideale gemiddelde woningbezetting. datum gemiddelde ge- zins grootte aantal alleenwo nende alleenstaanden ideale gemiddeL de woningbezet ting 31-5-1947 3,90 1.345 4,02 30-6-1956 4,00 729 3,99 31-5-1960 3,87 1.058 3,84 1-3-1970 3,62 2.941 3,50 Er zijn duidelijk twee perioden te onderscheiden en wel de periode tot 1956, waarin de "ideale" gemiddelde woningbezetting bijna gelijk is aan de gemid delde gezinsgrootte en de periode erna, waarin de "ideale" gemiddelde woning bezetting lager is komen te.liggan dan de gemiddelde gezinsgrootte door het snel toenemend aantal alleenwonende alleenstaanden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1063