-5- Het is daarom moeilijk om te voorspellen op welk tijdstip de statistische woningnood zal zijn opgelost. Hoe meer de woningmarkt de situatie van een vrije markt nadert, des te groter zal het aantal alleenwonende alleenstaan den zijn, waardoor de gemiddelde woningbezetting nog verder kan dalen. 2. Afbakening van de woningnood. In paragraaf 1 werd geconcludeerd, dat het statistisch woningtekort nog niet geheel is weggewerkt. Het inlopen van dit tekort betekent overigens -uiter aard- nog niet, dat daarna de vraagstukken rond de huisvesting uit de wereld zijn. Immers, naarmate de woningnood in kwantitatieve zin tot het verleden gaat behoren, zal de woningbehoefte in kwalitatieve zin zich meer en meer mani festeren. In de inleiding is reeds opgemerkt, dat het woningdifferentiatie-onderzoek en een (regionaal) woningmarktonderzoek op deze algemene vraagstukken zullen kunnen inspelen. In deze nota beperken wij ons tot de twee meest urgente woningnoodcatego rieën, waarvoor het gemeentebestuur zich gesteld ziet, namelijk: a. de bij de gemeente geregistreerde woningzoekenden; b, personen gehuisvest in onbewoonbare woningen of in panden welke voor de uitvoering van openbare werken moeten worden afgebroken. a. De bi.i de gemeente geregistreerde woningzoekenden. Het aantal ingeschreven woningzoekenden, dat vrijwel vanaf het inwerking treden van de woonruimtewet op 1 oktober 1947 steeds rond de 2000 heeft geschommeld, bedroeg op 1 juli 1971 nog 1948. In bijlage I zijn de ingeschre ven woningzoekenden per categorie en inkomensklasse weergegeven. De categorieën: gezinnen zonder woonruimte-tekort (427 ingeschrevenen) en het deel van de aanstaande echtparen dat pas in 1973 over een woning behoeft te beschikken (55 ingeschrevenen) worden vanwege de mindere urgentie verder buiten beschouwing gelaten. De restcategorie (140 ingeschrevenen) valt hoofdzakelijk onder de saneringsproblematiek, waarover deel b van deze pa ragraaf handelt. Het daar vermelde ontruimingsprogramma omvat o.i. ook de behuizingen van deze groep. Aldus resteren 1326 ingeschreven woningzoekenden, waaraan in deze paragraaf aandacht wordt geschonken. Het voorafgaande betekent niet dat er een tekort van 1326 woningen bestaat. Een gedeelte van de ingeschreven woningzoekenden heeft namelijk wel de beschikking over woonruimte, maar deze is te klein of om medische of sociale redenen niet geschikt. Bij toewijzing van vervangende woningen aan deze ingeschreven woningzoeken den komen er dus woningen vrij, die mogelijk gebruikt kunnen worden voor het lenigen van de woningnood van andere ingeschreven woningzoekenden. In het volgend overzicht is nu een berekening weergegeven van de overschot ten c.q. tekorten aan woningen per huurklasse uitgaande van de vraag naar en het aanbod van woningen onder de ingeschreven woningzoekenden. Berekening van het tekort c.q. overschot aan woningen per 1-7-1971 onder de 1326 ingeschreven woningzoekenden bij het gemeentelijk woningbedrijf naar huurklasse. het tekort c.q. overschot aan woningen is in deze tabel bepaald door enerzijds de vraag naar woningen door de ingeschrevenen en anderszijds het aanbod van de huidige woningen van de ingeschrevenen die nog ge schikt zijn voor bewoning.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1064