gemeente Breda aan de .raad der gemeente Breda. bijlage nr. 353 St/3-67030 4 november 1971 Voorstel van burgemeester en wethouders tot ongegrondverklaring van het verzoek om voor ziening tegen aanschrijving tot woningverbete ring Ginnekenweg 68. Op 16 september 1971 hebben wij de heer A.J.J. Maas, wonende te Loon op Zand, Ganzetonglaan 2, op grond van het bepaalde in artikel 25 der woningwet aan geschreven de nodige voorzieningen te treffen ter opheffing van gebreken aan het hem in eigendom toebehorende pand Ginnekenweg 68. Deze gebreken zijn: het in slechte staat verkeren van de dakbedekking van het hoofddak, waardoor di verse lekkages zijn ontstaan, en het niet meer als gevolg van de splitsing van de woning doeltreffend, veilig en van voldoende omvang zijn van de electrici- Bij brief van 29 september 1971 heeft de heer A.J.J. Maas bij Uw raad voor ziening gevraagd tegen deze aanschrijving tot woningverbetering. Dit verzoekschrift is ingediend binnen de in artikel 30, lid 1der woning wet genoemde termijn van 14 dagen, zodat appellant in zijn verzoek dient te worden ontvangen. Appellant verzoekt voorziening t.a.v. de twee volgende hoofdpunten: 1het binnen de termijn van 30 dagen staken of doen staken van de huidige bewoning van het bovenhuis Ginnekenweg 68, als gesteld in artikel 26, lid 1der woningwet en 2. het buitenwerkingstellen van onze aanschrijving gedurende de termijn voor en de behandeling van de voorziening. Hij baseert zijn verzoek op de volgende overwegingen. De voorzieningen welke gedurende de laatste jaren aan het pand Ginnekenweg 68 zijn getroffen ofwel door hemzelf ofwel van gemeentewege (na het;geen gevolg geven aan een vroegere aanschrijving tot woningverbetering) hebben reeds 6.000,gekost. Met de voorzieningen welke nu getroffen moeten worden zal wederom een bedrag van 5.000,gemoeid zijn, terwijl een schildersbeurt nogmaals 5.000,zal opeisen. Daarnaast heeft hij reeds 650,betaald ten behoeve van het in orde brengen van de electriciteitsinstallatie. Hieruit blijkt naar zijn mening duidelijk, dat het treffen van voorzieningen niet lonend zal zijn, vermits de hiermede gemoeide kosten onmogelijk door de huuropbrengst van het bovenhuis kunnen worden vergolden. Het verzoek van appellant is niet gericht tegen de opgedragen voorzieningen, doch hij verzoekt alleen de aanschrijving te wijzigen en hem de mogelijkheid te geven tot het staken of doen staken van de bewoning. Op 2 augustus 1966 hebben wij appellant eveneens aangeschreven, welke aan schrijving door Uw raad in zijn openbare vergadering van 14 september 1966 is gehandhaafd, diverse voorzieningen te treffen ter opheffing van toen ge constateerde gebreken. Daar appellant hieraan geen gevolg heeft gegeven zijn van gemeentewege deze voorzieningen getroffen. Uiteindelijk zijn hem hiervoor een bedrag van 3.626,13 in rekening gebracht, waarvan slechts 300, betrekking had op herstel van het dak. De overige door appellant genoemde kosten zijn dezerzijds niet te controleren; door het EnWa bedrijf zijn geen werkzaamheden uitgevoerd voor het in orde brengen van de electriciteitsinstallatie. 4 teitsinstallatie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1084