Bij "bijlage nr. 359.
-2-
Uit het oogpunt van volledige vervulling van het wethouderschap, ook
gedurende die laatste periode, én met het oog op de integriteit van
het ambt zouden daardoor bedenkingen kunnen rijzen, waarvan zelfs de
schijn vermeden moet worden.
Voorts voeren de huidige bepalingen tot een moeilijk te aanvaarden
verschil. Immers worden de inkomsten van een wethouder, die zich ten
behoeve van zijn ambtsaanvaarding geheel vrij had gemaakt van andere
werkzaamheden, volledig in de vermindering betrokken, terwijl dit in
het geheel niet geldt voor de inkomsten uit arbeid of bedrijf, welke
tijdens het wethouderschap worden genoten, ook niet indien het gaat
om werkzaamheden, welke part-time, of zelfs slechts in zeer beperkte
mate zijn vervuld.
Uiteraard kan het niet op de weg van de raad liggen ter zake concrete
en uitgewerkte voorstellen te doen. Wel meent de raad verplicht te
zijn op een gemotiveerde wijze zijn bezwaren tegen de bestaande wette
lijke bepalingen ten aanzien van de vermindering van de uitkering aan
gewezen wethouders onder Uw aandacht te moeten brengen.
Wellicht kunnen de criteria voor een meer bevredigende oplossing in
belangrijke mate gevonden worden in die waarop artikel 54 van de alge
mene pensioenwet politieke ambtsdragers is gebaseerd.
De raad van de gemeente Breda,
voorzitter.
secretaris.