Bijlage nr. 374 -2- 4. door het rijk beschikhaar gestelde leningen ten behoeve van de stich ting van woningwetwoningen door de gemeente en de bouwverenigingen; 5. vaste geldleningen. Deze middelen zijn volgens de wet geheel beschikbaar voor nieuwe investe ringen indien de kasgeldnorm niet of met niet meer dan 50^ is overschreden in het laatste geval, mits de overschrijding niet langer dan zes achtereen volgende maanden heeft bestaan; bedraagt de overschrijding/' meel- dan 5Ofc of duurt zij langer dan zes maanden dan moeten de nieuw ter beschikking komende financieringsmiddelen voor 5Q/» worden aangewend ter consolidatie. Op het gebied van het voorzien van de gemeente van geldleningen, heeft de wetgever met drie mogelijkheden rekening gehouden, te weten: 1normale omstandigheden: de gemeenten voorzien zelfstandig in hun behoefte; 2. indien in het verloop van de conjunctuur een toestand van overspanning is ingetreden of dreigt in te treden: de gemeenten voorzien zelfstandig in hun behoefte maar het totaal door alle gemeenten af te sluiten bedrag is aan een maximum gebonden; deze toestand - leningsplafond geheten - heeft bestaan van 1 november 1963 tot 4 december 1965 (het landelijk maximum werd in provinciale quota verdeeld) 3. indien op de kapitaalmarkt een zodanige toestand van overspanning is ingetreden dat de voorziening van de provincies gemeenten enz. met vaste financieringsmiddelen in gevaar komt of dreigt achter te blijven bij het maximum van het leningsplafond: de gemeenten voorzien niet meer zelfstandig in hun behoefte; deze situ atie doet zich voor sedert 4 december 1965 en wordt genoemd de centrale financiering. Praktijk. Gedurende zes jaar is de gemeente voor wat de geldleningen aangaat, aan gewezen op aanbiedingen van de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten te 1s-Gravenhage. Tot 26 maart 1971 bestond voor de gemeente nog de mogelijk heid onder bepaalde voorwaarden ontheffing van de centrale financiering te verkrijgen en wel voor zogenaamde burgerzinleningen mits er een rente offer variërend van 1/4'jo bij plaatselijk financiële instellingen tot 1fj bij burgers werd gebracht. Voor de gemeente is er nog maar een mogelijk heid overgebleven van ontheffing van de centrale financiering en wel het ten behoeve van de ven/erving van onroerende goederen goederen met de ver kopers aangaan van overeenkomsten van geldlening tegen of beneden markt- voorwaarden. Men spreekt van centrale financiering vanwege het feit, dat op één punt de financieringsmiddelen ten behoeve van de gemeenten "worden aangetrokken en op een punt wordt bezien waarvoor deze middelen moeten worden aangewend, De door de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten aangeboden geldleningen moeten door de gemeente aangewend worden voor: 1 bij toewijzing van consolidatieleningen voor consolidatie van vlottende schuld welke ontstaat doordat investeringen tot en met 25.000,wor den uitgevoerd, er loon- en prijsstijgingen zijn opgetreden en door de voortgang van langdurige investeringen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1146