bij bijlage nr. 363
De voorzitter deelt mede, dat er in Breda (nog) geen plannen zijn om te
komen tot een eigen t.v.-studio.
De heer Kerkhof antwoordt op de vraag van de heer Kramer inzake het over
legorgaan gemeente-Casema als volgt: Het heeft steeds in de bedoeling ge
legen de raadsafdeling voor het energie- en waterbedrijf in dit overleg
orgaan vertegenwoordigd te doen zijn. Spreker meent zich te herinneren,
dat dit al eens eerder aan de afdeling is medegedeeld. Uiteraard zal de
gemeente in dit overlegorgaan technici van het energie- en waterbedrijf
moeten doen opnemen. Een vertegenwoordiging uit de raadsafdeling voor
de financiën ligt volgens spreker niet erg voor de hand.
De heer Kramer vraagt of er zich ten aanzien van de goedkeuring van gede
puteerde staten soortgelijke moeilijkheden zullen voordoen als bij het
zwembad Breda-Noord.-
De heer Kerkhof deelt mede, dat voor het aangaan van de overeenkomst met
Casema geen goedkeuring nodig is van gedeputeerde staten. Dit is wel het
geval op de te zijner tijd te regelen overdracht van eigendommen van het
energie- en waterbedrijf aan Casema.
De heer Crul stelt, dat de raad over zodanige informatie moet kunnen be
schikken, dat een verantwoorde beslissing kan worden genomen. In het stuk
wordt gesteld, dat de informatie aan het publiek uitsluitend via de pers
zal plaatsvinden. Spreker zou het op prijs stellen, dat ook op andere wijze
bekendheid aan de zaak wordt gegeven.
De heer van Duyl meent, dat op de vele vragen in deze vergadering veel
informatie is verstrekt, Hij staat positief tegenover het c.a.i. De hoe
veelheid informatie is dermate groot, dat hij van mening is, dat deze
niet beperkt moet blijven tot de raadsafdeling. Hij meent zijn stem te
moeten voorbehouden, ook ten aanzien van het voorstel van burgemeester en
wethouders tot wijziging van het tarief voor het gemeentelijk c.a.i.
De heer Crul wenst op dit moment geen advies uit te brengen. Hij heeft
echter geen afwijkend advies.
De heer van Craafeiland staat positief ten opzichte van het voorstel en
zal zijn fractie zo goed mogelijk informeren in positieve zin.
De heer Kramer ziet een binding tussen de principe-uitspraak en de over
eenkomst. Deze laatste zal echter afzonderlijk aan de raad ter vaststelling
moeten worden aangeboden.
De heer Kerkhof stelt, dat de raad inderdaad te zijner tijd afzonderlijk
moet besluiten inzake de overeenkomst. Het lijkt niet goed mogelijk, dat
de raad dan eventueel terug zou komen op de,,belangrijkste punten, waarop
de principe-uitspraak wederzijds is gebaseerd.
De voorzitter constateert, dat de afdeling geen afwijkend advies uit
brengt.
De heer van Overveldt stipuleert, dat het niet uitbrengen van een afwij
kend advies niet betekent, dat de raadsafdeling volledig akkoord gaat met
het voorstel.