De raad der gemeente Breda;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. - - - -
gelet op het bepaalde in artikel 55ter der Lager-onderwijswet 1920;
overwegende, dat over het jaar 1969 ter zake van de in artikel 55bis der
wet bedoelde kosten voor de openbare scholen voor het gewoon lager onderwijs
(Molstraat 46, Beverweg 1 en Meerhoutstraat 2bis) werkelijk is uitgegeven:
a. geringe en dagelijkse reparaties aan schoolgebouwen 1.142,56
b. instandhouding gebouwen en terreinen 8.790,87
c. onderhoud schoolmeubelen -,-
d. aanschaffing en onderhoud van schoolboeken, leermiddelen
en schoolbehoeften voor zover strekkende tot vervanging
wegens langdurig gebruik of tot aanvulling wegens vermin
dering door gebruik 16,964,28
e. verlichting, verwarming en schoonhouden van de school
gebouwen 39«532,22
f. schoolbibliotheken 1-358,50
g. advertentiekosten 1.287,70
h. onderzoek sollicitanten 46,32
i. andere uitgaven ter verzekering van de goede gang van
het onderwijs (onder andere telefoon, porti, abonnemen
ten enz.) 5*385,84
totaal 74*508,29
overwegende, dat het gemiddeld aantal leerlingen, vastgesteld volgens de
maatstaf van artikel 28, lid 6, der wet over het jaar 1969 voor het openbaar
gewoon lager onderwijs moet worden bepaald op 601
dat wegens geschatte administratiekosten voor deze gemeente een bedrag van
6,= per leerling in rekening kan worden gebracht, derhalve in totaal 601
x 6,_ 3.606,=;
dat voor het jaar 1969 het beschikbaar te stellen bedrag per leerling be
doeld in artikel 55bis, lid 1der wet voor het gewoon lager onderwijs is
vastgesteld op 112,84 en het bedrag, bedoeld in artikel 101, lid 3, op
97,42;
besluit:
a. het bedrag, dat de gemeente voor het jaar 1969 voor het openbaar gewoon
lager onderwijs werkelijk heeft uitgegeven voor de kosten bedoeld in
artikel 55bis der Lager-onderwijswet 1920, voorlopig vast te stellen op
totaal 74*508,29 3*606,- 78.114,29;
als voor (zonder instandhoudingskosten) 65*717,42 3*606,-
69*323,42;
b. het bedrag, dat overeenkomstig het krachtens artikel 55bis per leerling
bepaald bedrag, in verband met het gemiddeld aantal leerlingen der
scholen over het jaar 1969 beschikbaar is gesteld, voor het openbaar
gewoon lager onderwijs voorlopig vast te stellen op 601 x 112,84
64*210,84;
als voor (zonder instandhoudingskosten) 601 x 97,42 58.549,42;