bij bijlage nr. 26
-2-
De motivering van het ministerie voor het gewijzigd beleid terzake
is èe volgende. Het ligt in het voornemen van de minister om in
korte tijd het aantal gezinshelpsters voor bejaarden sterk te doen
uitbreiden. Dit kan niet mede afhankelijk worden gesteld van de
financiële mogelijkheden van een gemeente. Reeds nu zijn enkele
gemeenten er om financiële redenen toe over moeten gaan bedoelde
uitbreiding te stoppen dan wel sterk af te remmen. Hoe begrijpe
lijk dit ook moge zijn gezien vanuit de mogelijkheden van de be
treffende gemeenten, het betekent niettemin, dat hierdoor de rea
lisering van het landelijk beleid terzake in gevaar komt.
Het sociaal-pedagogisch bureau van de Dr. Johannes Kardinaal do
Jong-stichting en de Stichting: voor Protestants-Christelijke Soci
aal-Pedagogische Zorg in de provincie Noord-Brabant (resp. volg
nummer 612.000 en 616.000 in de begroting 1971 van de Gemeentelijke
Sociale Dienst: totaal 52.240,
De subsidiëring van beide bureaus geschiedt voor 40$ door het rijk,
voor 40$ door de gemeenten en voor 20door do provincie. De ge
meenten subsidiëren meestal conform de rijkssubsidieregeling (maat
schappelijk werk voor zwakzinnigen) naar rato van het aantal cli
ënten uit de betrokken gemeente.
Met ingang van 1 januari 1971 heeft het rijk de gemeentesubsidies
overgenomen en gaat voor 90$ subsidiëren. Het subsidie vanwege de
provincie zal vermoedelijk aan de nieuwe situatie worden aangepast.
De motivering van het ministerie voor het gewijzigde beleid terzake
is de volgende. Gesubsidieerde instellingen als bovengenoemde bu
reaus strekken hun werkzaamheden uit over zo grote rayons, dat
vaal-; zeer veel gemeenten met een instelling te maken hebben, er
per gemeente slechts geringe subsidie-bedragen verstrekt worden
en de relatie tussen do instelling en de verschillende gemeenten
niet zeer nauw is. Het is weinig doeltreffend gebleken, zowel voor
de gemeenten als voor de instelling, voor de subsidiëring er van
uit te gaan, dat een gedeelte van hot overheidssubsidie uit de ge
meentekas behoort te komen. Dezelfde motivering geldt voor do wij
ziging in de subsidiëring van het maatschappelijk werk voor onge
huwde moedors, do bureaus voor levens- en gezinsvragen en de bege
leiding van buitenlandse werknemers (zie punt 5 tot en met 5).
De Stichting Katholiek Bureau voor Huwalijksaangelegenhedon en de
Protestantse Stichting voor Geestelijke Volksgezondheid in Hoord-
Brabant (resp. volgnummer 606.000 en 608.000 in de begroting 1971
van de Gemeentelijke Sociale Dienst: totaal 56.550,
Beide stichtingen worden tot dusver vanwege deze gemeente gesubsi
dieerd conform de vigerende rijkssubsidieregeling (bureaus voor
levens- en gezinsvragen), naar rato van het aantal cliënten uit
deze gemeente. Het rijkssubsidie bedraagt 40$, de gemeentcsubsi-
dies eveneens. De resterende 20$ dienen uit retributies te komen.
Per 1 januari 1971 heeft het rijk de subsidies van de gemeenten
overgenomen en gaat voor 8C$ subsidiëren. De motivering van het
ministerie voor het gewijzigd beleid terzalce is dezelfde als ver
meld onder punt 2