gemeente Breda
aan de raad der gemeente Breda.
Bijlage nr. 29
(4e vervolg)
10 februari 1971
IZ/-
Antwoorden op door raadsleden gestelde
vragen.
VRAAG (gesteld in de raadsvergadering van 17 december 1970)
De heer van Banning: U weet dat ik altijd veel interesse heb voor de
jaarverslagen die ons als raadsleden bereiken. Ik heb met veel inte
resse en ook met waardering kennis genomen van het jaarverslag over
1969 van het gemeentelijk vervoerbedrijf. Ik meen dat een woord van
waardering op zijn plaats is voor het vele dat het vervoerbedrijf, met
inbegrip van de brandweer, in het verslagjaar weer heeft gedaan voor de
inwoners van Breda en de wijde omgeving.
Het is mij daarbij opgevallen dat in het jaarverslag toch nog 2-g- pagina
tikwerk zit met allerlei wandaden en vernielingen, juist aan die appara
tuur die gebruikt moet worden als mensen in nood verkeren. Juist waar
wij vandaag de dag steeds weer lezen dat omstanders geen helpende hand
bieden wanneer iemand in nood verkeert, vind ik dit toch wel een in
trieste zaak. Ik wil dan ook de vraag voorleggen aan het college of het
een brief kan doen uitgaan aan het onderwijzend personeel en aan de
leiders van jeugdorganisaties om hen te wijzen op de noodzaak van het in
stand houden van dergelijke artikelen en hulpmiddelen en de jeugd daartoe
te laten bijdragen. Ik kan mij namelijk niet voorstellen dat de vernie
lingen worden aangebracht door volwassenen. Ik zou ook de pers willen
vragen hieraan ruime aandacht te besteden.
ANTWOORD
Uw vraag heeft betrekking op het ontvreemden, in het water werpen en
vernielen van het reddingsmateriaal aanwezig bij de bruggen. Dit gebeurt
vooral bij avond en in de nacht door balorige oudere jeugd of door brood
dronken of werkelijk dronken lieden. Bezitters van boten veelal afkom
stig uit andere plaatsen ontvreemden de redstokken, boeien en dreglijnen
om ze voor eigen gebruik aan te wenden. Hoewel er toezicht op wordt
gehouden door de brandweer, die dit materiaal regelmatig controleert,
onderhoudt en zonodig vernieuwt,en door de politie is het voorkomen
van deze baldadigheid en diefstal een bijna onmogelijke zaak, zo goed
als vele andere vernielingen en ontvreemdingen die geconstateerd worden
en die de gemeente en dus de gemeenschap veel geld kosten. Ook van de zijde
van het publiek dat bij constatering politie of brandweer zou! kunnen waar
schuwen, ondervindt men nagenoeg geen medewerking. In de pers is al meer
malen en nog onlangs uit eigen beweging en op verzoek over deze vorm
vanvandalisme geschreven. Het heeft,gezien er een weinig duidelijk beeld
bestaat van de daders, geen zin dit speciaal bij het onderwijspersoneel
of jeugdleiders onder de aandacht te brengen. Het is een zaak van op
voeding die in de eerste plaats in het gezin thuishoort.