Bijlage nr. 35 -2- Zowel voor de verbruikers als voor het energie- en waterbedrijf zijn aan de eenjaarlijkse methode diverse voordelen verbonden. In de eerste plaats lijkt het evidend, dat het maandelijks voldoen van de aan het energie- en water bedrijf verschuldigde bedragen bij de afnemers de voorkeur zal verdienen boven het acht maal per jaar doen van deze betalingen, omdat als regel het gezinsinkomen ook maandelijks wordt genoten. Bij het nieuwe systeem wordt de betaling meer gelijkmatig gespreid, omdat de seizoeninvloeden worden af gevlakt. Ook dit zal door de verbruikers, naar wij aannemen, op prijs worden gesteld. Verschillende verbruikers hebben moeite met de voorlopige betaling. Reeds bij het invoeren van dit voorschot zijn wij er - ondanks de gegeven voor lichting - niet geheel in geslaagd iedereen van de redelijkheid hiervan te overtuigen. Deze voorlopige betaling kan vervallen als maandelijks wordt geïncasseerd op basis van het aangenomen verbruik. Ook het begrip verbruiks- periode, zoals dat thans geldt voor het opnametijdvak van drie maanden, blijft moeilijkheden geven. Bij eenmaal per jaar opnemen zal daarover geen onduidelijkheid meer bestaan. Voor het energie- en waterbedrijf heeft de jaarlijkse methode het voordeel, dat de kosten van meteropneming met ongeveer 100.000,per jaar kunnen worden verminderd. Een zeer belangrijk voordeel achten wij, dat afgestapt kan worden van het systeem van de voorlopige betaling. Reeds jaren onder vinden wij in toenemende mate de hieraan verbonden onvolkomenheid van ver oudering van de basisgegevens van het voorschot. Voor het gros van de ver bruikers is dit voorschot nog gebaseerd op het verbruikspatroon van 1962, waarbij nog laag is geschat. Hoewel sedertdien het tarief per eenheid pro- dukt weinig is gewijzigd is het verbruik per afnemer beduidend vergroot. Naast de stijging van het verbruik in de sector elektriciteit door de toe neming van het aantal huishoudelijke apparaten is er de stijging van het gas verbruik voor verwarmingsdoeleinden. Het bedrijf lijdt hierdoor een zeer groot renteverlies en bijstelling van de voorlopige betaling is dan ook on vermijdelijk als niet xfordt overgegaan tot het hiervoor omschreven alter natieve systeem. De voorlopige betaling zou gemiddeld per verbruiker ruim 100,hoger moeten wordendit zou het karakter krijgen van een heffing- ineens, waartegenover geen rechtstreeks aanwijsbare nuttigheid voor de ver bruiker staat. In afwachting van de in voorbereiding zijnde "jaarlijkse me tode" hebben vrij dan ook afgezien van deze onaangename, doch noodzakelijke, maatregel, hoewel het ook Uw raad niet onbekend zal zijn, dat zowel de accountant als de raadsafdeling' voor de financiën reeds enige malen hun be zorgdheid over de omvang van het uitstaande krediet en het daaruit voort vloeiende renteverlies hebben uitgesproken. Aan het nieuwe systeem zljnweL aikele nadelen verbonden, die in de overwegin gen behoren te worden betrokken. De verbruiker zal de achterstand in de be taling van de nota's moeten inlopen; deze achterstand heeft dus zowel be trekking op de te lage voorlopige betaling als op het feit, dat het niet moge lijk is gebleken steeds de ideale data voor het verwerken der meterstanden te handhaven. Door het treffen van een overgangsregeling is het mogelijk het inhalen van deze achterstanden te verzachten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 194