hij bijlage nr. 35
-2-
ingevolge de artikelen 7 en 7a van de verordening op de heffing van rech-
.ten voor diensten van de afdelingen reiniging en ontsmetting van het ver
voerbedrijf, vindt plaats eind april van ieder jaar.
2. Indien door de verbruiker" tijdig aan de directie van het energie- en
waterbedrijf mededeling wordt gedaan van de beëindiging van het ver
bruik in een bepaald perceel wordt zo spoedig mogelijk na het tijdstip
van beëindiging van het verbruik afgerekend.
3. Van de verbruiker worden maandelijks voorlopige betalingen gevorderd ter
grootte van 1/12 deel van het bedrag dat naar het oordeel van de direc
tie van het energie- en waterbedrijf aan het einde van het verbruiksjaar
verschuldigd.' zal zijn. De directie van het energie- en waterbedrijf gaat
hierbij als regel uit van hetgeen over het voorafgaande verbruiksjaar
verschuldigd is, verhoogd met 10/^ van de bedragen, welke zijn verschul
digd per eenheid in dat verbruiksjaar afgenomen produkt. De voorlopige
betalingen worden afgerond op veelvouden van een gulden.
4. De directie van het energie- en waterbedrijf is bevoegd om de grootte van
in het vorige lid bedoelde voorlopige betalingen tussentijds te wijzigen,
indien het zich laat aanzien, dat deze niet in overeenstemming zullen
zijn met de afrekening aan het einde van het verbruiksjaar.
5. Zowel de maandelijkse voorlopige betalingen als het verschuldigde op de
jaarafrekening moeten binnen"reertien dagen na aanbieding van de nota,
respectievelijk stortings/overschrijvingskaart worden voldaan. Bij over-r
schrijding van deze termijn is een boete verschuldigd van 2,50. Deze
boete wordt niet ingevorderd als de vervaldatum van de aanmaning nog niet
is verstreken.
6. Tegoeden in verband met de jaarafrekening zullen zo mogelijk worden ver
rekend met de eerstvolgende maandelijkse voorlopige betaling. Indien dit
niet mogelijk is wordt het tegoed op korte termijn terugbetaald. Dit geldt
eveneens bij verrekening, voor zover het tegoed groter is dan een maande
lijks voorschot.
7. 3ij tijdelijk verbruik kan de betaling van het verschuldigde direct na be
ëindiging van het verbruik worden ingevorderd.
Artikel 4.
Het in de voorgaande artikelen bepaalde is alleen van toepassing voor de
verbruikers van gas en/of water en/of elektriciteit, die zijn ingedeeld in de
groep, waarvan het opnemen van de meterstanden als regel eenmaal per jaar ge
schiedt.
Artikel 5.
Het gastarief voor huishoudelijk verbruik (excl. omzetbelasting) luidt als
volgt
verschuldigd is een vast bedrag van 12,per jaar, verhoogd met
0,25 per m3 voor de eerste 300 m3 per jaar
0,20 per m3 voor de volgende 300 m3 per jaar
0,10 per m3 voor de volgende 1500 m3 per jaar
0,07 per m3 voor alle volgende m3 tot 20.000 m3 per jaar.
Artikel 6.
Het tarief voor elektriciteit voor huishoudelijk verbruik (excl. omzetbelas
ting) luidt als volgt: