bijlage nr. 66
-2-
Vervolgens ontving Uw raad. op 9 juni 1969 het verzoek van Gedeputeerde
Staten d.d. 28 mei 1969 aan H.M. de Koningin inzake het plan tot herin
deling van het ten noorden van Breda gelegen gebied. Een afschrift van
het verzoek, alsmede een fotocopie van de daarbijbehorende kaart, heeft
Uw voorzitter bij schrijven van 11 juni 1969 aan de leden van Uw raad
toegezonden. Op de datum van ontvangst van dit verzoek zette de offi
ciële wettelijke procedure in.
In Uw vergadering van 17 juli 1969 stemde Uw raad op ons voorstel (bij
lage nr. 209) in met het verzoek aan H.M. de Koningin inzake het herin
delingsplan Breda-Noord. Daarbij werd echter wel een differentiatie aan
gebracht in de in het verzoekschrift opgenomen woningbouwcijfers. U con
cludeerde daarbij, dat de ruimtenood waarin onze gemeente verkeert van
nog grotere omvang is dan de absolute cijfers in het verzoek tot uit
drukking brengen. Reden waarom U verzocht het herindelingsplan op zo
kort mogelijke termijn aanhangig te maken.
In Uw raadsvergadering van 12 februari 1970 hebben wij als ingekomen stuk
gebracht de brief van Gedeputeerde Staten d.d. 7 januari 1970 waarin werd
medegedeeld, dat op dezelfde datum, derhalve binnen de wettelijke termijn,
het voorgeschreven advies aan de minister van binnenlandse zaken was uit
gebracht. Dit advies werd Uw raad bij brief van 26 augustus 1970 door Ge
deputeerde Staten, met instemming van de minister, ter kennisneming toe
gezonden. Daarna hebben wij dit advies bij brief van 28 september 1970
aan alle raadsleden toegezonden en werd het zowel voor de raadsvergadering
van 17 september 1970 als voor die van 15 oktober 1970 als ingekomen stuk
op de agenda geplaatst.
Intussen had de minister bij brief van 21 mei 1970 aan Uw raad bericht,
dat hij Gedeputeerde Staten had uitgenodigd aan de betreffende gemeente
raden de ontwerp-regeling, met kaart en toelichting, inzake het herinde
lingsplan toe te zenden. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 160,
tweede lid, van de gemeentewet zou deze toezending vóór 21 augustus 1970
hebben moeten geschieden. Zoals reeds vermeld, zijn deze stukken pas op
5 februari 1971 ontvangen. Gedeputeerde Staten hebben hier derhalve de
wettelijke termijn overschreden.
Als wij nu ingaan op de ontwerp-regeling en de toelichting, menen wij, ge
zien de daarin voorkomende uitvoerige motiveringen, kort te kunnen zijn.
De aanwijzing uit de tweede nota ruimtelijke ordening van het gebied Breda
als een der concentraties waarbinnen de overloop uit de Randstad kan
plaatsvinden, de Moerdijkontwikkeling #n de taakstelling welke het streek
plan West-Brabant aan Breda geeft, zijn factoren die vragen om het scheppen
van planologische voorwaarden teneinde de toekomstige ontwikkeling te kun
nen opvangen en begeleiden.
De vraag kan worden gesteld of het thans aangeboden herindelingsplan van
voldoende omvang is of dat er nog ance.-e oplossingen mogelijk zijn. Wij
menen dat het niet zinvol is daar thans, gelet ook op de fase waarin de
wettelijke procedure zich reeds bevindt, op in te gaan. De ruimtenood
waarin onze gemeente zich bevindt maakt het dringend noodzakelijk dat de
behandeling van dit herindelingsplan wordt voortgezet. Op korte termijn
moeten immers beslissingen tot oplossing van deze ruimtenood genomen kunnen
worden. Deze gedachtengang menen wij ook te beluisteren in de boodschap
van de gezamenlijke raadsfracties aan ons college.