Gesteld voor de taak tot een acceptabele en zo harmonisch mogelijke voordracht
te komen, heeft de werkgroep zich in de eerste fase van haar werkzaamheden
onderling beraden op plaats en taak van een Culturele Raad, uitgaande van het
reglement. Zonder daarmee de Raad zelf te willen binden aan een program, is
de werkgroep gekomen tot een aantal uitgangspunten, die zij als aanbevelingen
wil aanbieden, gekoppeld aan deze voordracht voor benoeming tot leden van de
Culturele Raad.
De werkgroep is uitgegaan van de gedachte dat cultuur geen optelsom is van
bestaande en te verwachten bekende uitingen. Vandaar dat de Culturele Raad
niet zonder meer een afvaardiging dient te zijn vanuit belangengroeperingen.
De werkgroep adviseert het gemeentebestuur bij iedere benoemingsbrief, nu en
in de toekomst, de mededeling op te nemen dat deze benoeming a titre personel
geschiedt en niet inhoudt dat eventuele opvolgers per se uit dezelfde geledingen
dienen te komen als te benoemen personen. Met andere woorden: geen groepering
kan aanspraak maken op een zetel.
Raar mening van de werkgroep moet de Culturele Raad vooral inspireren, stimu
leren, coördineren, bemiddelen (het ombudskarakter) en mede het beleid bepalen.
De werkgroep meent dat de Culturele Raad bij voortduring eigen taak en werk
wijze zal moeten evalueren; wellicht zal tevens een andere structuur binnen
het totale kader van de overheid gewenst blijken; daarbij denkt de werkgroep
aan een commissie ex artikel 61 e.v. der Gemeentewet. In dit verband acht de
werkgroep overleg met de "raadscommissie ad hoe democratisering" aanbevelens
waardig.
Omdat de Culturele Raad vooral de grote lijnen zal moeten uitzetten, acht de
werkgroep instelling van commissies (ad hoe) noodzakelijk. In een bijlage is
een lijst opgenomen van personen met wie de werkgroep kontakt heeft gehad en
die wellicht in aanmerking komen voor het lidmaatschap van een commissie.
Inzake deze commissies merkt de werkgroep nog op, dat zij voorstandster is van
een duidelijke binding met de Culturele Raad in deze zin dat steeds een lid van
deze Raad deel uitmaakt van zo'n commissie. Dit lid behoeft evenwel niet per se
voorzitter te zijn. Van de andere kant is het wenselijk dat enkele leden van
een deskundige commissie worden uitgenodigd als adviseur bij die vergaderingen
van de Culturele Raad waarbij hun onderwerp op de agenda staat.
Naar mening van de werkgroep zal de toepassing van het door de gemeenteraad
vastgestelde reglement ruim moeten zijn. De werkgroep meent dat het bestaande
reglement op een aantal gebieden deze ruimte reeds biedt en vertrouwt dat
zowel het gemeentebestuur als de gemeenteraad de soepelheid zal hebben, nog te
onderkennen beperkingen aan te passen. De werkgroep durft dit vertrouwen uit
te spreken, omdat zij zich de woorden herinnert die Je wethouder van cultuur
der gemeente Breda tijdens de installatierede van de werkgroep op 10 november
heeft uitgesproken: "Het college van b. en w. staat een flexibele raad voor
ogen en een flexibele toepassing van het reglement" en verder met genoegen
heeft kennis genomen van de wijze waarop de gemeenteraad op 17 december enkele
wijzigingen van het reglement heeft behandeld.
De Culturele Raad dient naar mening van de werkgroep zo veel mogelijk facetten
van het welzijn van de bevolking onder ogen te zien. De werkgroep adviseert
de Raad met de grootst mogelijke nadruk op korte termijn kontakt op te nemen
met enkele afdelingen uit de gemeenteraad, met name die voor culturele zaken,
om tot afdoende afspraken te komen inzake samenwerking.